Bijlage IVa PREADVIES Aan de leden der werkgroep samenstelling Kulturele Raad alle belangstellenden Op voorgaande vergaderingen hebben de leden van de werkgroep Samenstelling Kulturele Raad zich beraden over collectieve en individuele eisen waaraan de nieuw te benoemen leden van de Kulturele Raad zouden moeten voldoen. In principe werd men het over deze eisen eens. De werkgroep heeft zich echter nimmer duidelijk uitgesproken omtrent de wijze waarop de door het college van b. en w. voorgestelde taakstelling geïnterpre teerd zou moeten worden. Ondergetekenden achten dit een van de meest essentiële punten van het gehele reglement, daar alle hoop en verwachting over het opti maal functioneren van de Kulturele Raad staat of valt met de mensen die aan de hand van het huidige reglement hun taak moeten aanvaarden, én aan deze taak verder inhoud en vorm moeten geven. De te benoemen personen zullen dus buiten hun persoonlijke bekwaamheden - waarover de werkgroep zich al min of meer heeft uitgesproken - in de eerste plaats beoordeeld moeten worden op hun vermogen om buiten het reeds in het reglement gestelde, het welzijnsperspectief te realiseren, zoals dat door vele leden van de werkgroep (o.a. in de vergadering van 19 november 1970) ge memoreerd werd. De noodzakelijkheid om tot een helder beeld te komen over de inhoudelijkheid van de taakstelling lijkt met het voorafgaande voldoende te zijn omschreven. Ondergetekenden zijn tot de navolgende gedachtenformulering gekomen, waarvan zij hopen, dat die zal leiden tot een gemeenschappelijke standpuntsbepaling over de wijze waarop de Kulturele Raad zal moeten functioneren en de daaruit voortvloeiende konsekwenties voor wat betreft de te benoemen kandidaten. Het reglement spreekt onder artikel twee over de vier navolgende algemene punten: De Kulturele Raad heeft tot taak: - te adviseren over het te voeren beleid in de kulturele sector; - het plegen van overleg en beraad over de ontwikkeling in het plaatselijk kulturele leven en wel in het kader van zijn adviesfunctie; - het verrichten van onderzoek naar de behoeften in de kulturele sector en het kwalitatief en kwantitatief omschrijven van deze behoeften op middellange en lange termijn; - te adviseren over aanpassing van het beleid en van de subsidieregelingen. 1 Begripsverwarring kan zich reeds voordoen bij het onder het eerste punt genoemde begrip "Kulturele sector" "Aanvankelijk werd onder de term "kuituur" een aantal uitingen van het hogere kulturele leven van de mens verstaan, zoals religie, kunst, weten schap, staatkunde. Deze opvatting is sinds geruime tijd verlaten. De kuituur wordt thans ge zien als uiting van de menselijke manier van leven; niet meer in puur natuurlijk milieu, maar ingrijpend op dat natuurlijk milieu" Prof. dr. C.A. van Peursen - strategie v.d. kuituur Wij mogen stellen, dat momenteel een zéér gering percentage van de bevol king de voordelen plukt van het tot dusverre gevolgde lcultuurbeleid.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 310