gemeente Breda aan de raad der gemeente Breda. Bijlage nr. 11 5 Voorstel van burgemeester en wethouders met betrekking tot de gemeentelijke handelsavondschool Artikel 23 van de Overgangswet W.V.O. bepaalt, dat handelsavondscholen die op 31 juli 1968 uit 's Rijks kas bekostigd werden tot 1 augustus 1975 kunnen blijven bestaan. Een en ander was voor Uw raad aanleiding op 19 februari 1970 de minister van onderxri-js en wetenschappen te verzoeken op grond van het bepaalde in de artikelen 64 e.v. van de wet op het voortgezet onderwijs de gemeente lijke handelsavondschool Breda om te zetten in een school voor avond- m.e.a.o. en deze school op te nemen in het plan van scholen als bedoeld in artikel 65 van genoemde wet voor de jaren 1972, 1973» 1974? deze aan vrage is via het C.O.G.V.0. herhaald voor het scholenplan 1973» 1974, 1975. Bij schrijven*) van 15 december 1970 heeft de staatssecretaris van onder wijs een aantal aanbevelingen gedaan met betrekking tot de herstructu- eringvan bedoeld avondonderwijs, die in hoofdzaak hierop neerkomen, dat het gewenst is de leerjaren 12 en 3 om te zetten in school voor avond- m.a.v.o. en de leerjaren 4 en 5 en de proefvervolgklassen in scholen voor avond-m.e.a.o. Daar - zoals hiervoren is gesteld - met betrekking tot het avond-m.e.a.o. door Uw raad reeds een besluit is genomen kan deze kwestie in dit voor stel buiten beschouwing worden gelaten, (over een eventuele wijziging in de bestuursstructuur van dit avond-m.e.a.o. zal U te zijner tijd 6 een voorstel worden gedaan). Met betrekking tot de herstructurering van de leerjaren 1, 2 en 3 van de handelsavondschool mogen wij het navolgende onder Uw aandacht brengen: 1Met de staatssecretaris zijn wij van mening, dat voor de leerlingen van deze leerjaren een omzetting in avond-m.a.v.o. het meest gewenst is, dit te meer omdat blijkens verkregen informatie m.a.v.o. via zg. deel certificaten mogelijk zal worden gemaakt. 2. Gezien het feit dat aan de Bredase avondacholengemeenschap naast een atheneum en h.a.v.o. ook een m.a.v.o.-opleiding bestaat komt het ons niet juist voor te opteren voor een zelfstandige gemeentelijke avond-m.a.v.o. de kans op een zelfstandige m.a.v.o.-school is bovendien erg klein omdat de bezetting van de leerjaren 1, 2 en 3 (in 1969: 76 leerlingen) beneden de minimum-norm van 80 ligt zoals deze door de staatssecretaris voor een avond-m.a.v.o. is gesteld. Een en ander is voor ons aanleiding geweest overleg te plegen met het be stuur van genoemde avondscholëngemeenschap en dit heeft er toe geleid, dat dit bestuur zich gaarne bereid heeft verklaard in samenwerking met het ge meentebestuur een oplossing te zoeken voor de onderhavige kwestie. W/49633 8 april 1971

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 439