.1
v
noodzakelijke instituties
c. andere aangelegenheden, waarvan redelijkerwijze mag of moet worden aange
nomen, dat zij voor de intergemeentelijke verhoudingen en ontwikkelingen
van wezenlijk belang zijn;
d. aangelegenheden, waarover beraad door een of meer organen van de aan deze'
regeling deelnemende gemeenten wordt gewenst;
e. voorgenomen, wenselijk of noodzakelijk geachte vormen van samenwerking, zo-I
wel tussen corporaties binnen het gebied van de Regio Breda als tussen
corporaties binnen dit gebied met corporaties daarbuiten.
Artikel 3
Tot de in artikel 2 bedoelde aangelegenheden behoren naast de ruimtelijke
ordening onder meer de belangen op het gebied van de werkgelegenheid, de
volkshuisvesting, de volksgezondheid, de maatschappelijke en de sociaal-cultu
rele zorg en de openbare orde en veiligheid, eon en ander binnen het gebied
van de Regio Breda en gezien tegen de achtergrond van de ontwikkelingen
daarbuiten
Artikel 4
Ten dienste van de in artikel 2 omschreven taak verplichten de organen van de
aan deze regeling deelnemende gemeenten zich om:
a. hun besluiten tot wijziging of opheffing van bestaande vormen van samen
werking, uittreding daaronder begrepen;
b. hun besluiten tot het aangaan van nieuve vormen van samenwerking;
c. hun beslissingen over aangelegenheden als bedoeld in artikel 2 onder c,
binnen 14 dagen na dagtekening van die besluiten c.q. beslissingen ter
kennis van de regioraad te brengen door toezending van afschriften daarvan
met de daarbijbehorende toelichtingen.
III. Samenstelling en werkwijze van de regioraad
Artikel c-
1. Be regioraad bestaat uit:
a. de burgemeester van elke aan de regeling deelnemende gemeente;
b. één lid aan te wijzen door en uit hot college van burgemeester en wet
houders van elke aan de regeling deelnemende gemeente;
c. één lid aan te wijzen door en uit de raad van elke aan de regeling deel
nemende gemeente met een inwonertal beneden de 10.000;
d. twee leden aan te wijzen door en uit de raad van elke aan de regeling
deelnemende gemeente met een inwonertal van 10.000 of meer, doch minder
dan 20.000;
e. drie leden aan te wijzen door on uit de raad van elke aan de regeling
deelnemende gemeente met een inwonertal van 20.000 of meer, .doch minder
dan 100000
f. vier leden aan te wijzen door en uit de raad van elke aan de regeling
deelnemende gemeente, met een inwonertal van 100.000 of meer.
2. Bij de bepaling van de inwonertallen in liet vorige lid vermeld, wordt uit
gegaan van de aantallen inwoners, zoals deze laatstelijk door het Centraal
Bureau voor de Statistiek zijn openbaar gemaakt.
3. Voor elk aangewezen lid wijst het college van burgemeester en wethouders
c.q. de gemeenteraad een plaatsvervangend lid aan; de burgemeester wordt
vervangen op de wijze zoals in artikel 84 gemeentewet is gerégeld.
4« Be bepalingen van deze regeling met betrekking tot de leden van de regio
raad zijn var. overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende leden als
bedoeld in het vorige lid van dit artikel.