gemeente Breda
aan de raad der gemeente Breda.
Bijlage nr. 144
Voorstel van burgemeester en wethouders
tot het aangaan van de gemeenschappe
lijke regeling "Industrie- en Havenschap
Moerdijk"
Op 11 juni 1970 heeft Uw raad een vergadering gewijd aan de behandeling
van het ontwerp voor een gemeenschappelijke regeling Industrie- en
Havenschap Moerdijk. Aan het einde van de behandeling (zie notulen 1970,
blz. 376 e.v.) bleek, dat de raad in principe accoord ging met toetre-
ding van de gemeente Breda tot een gemeenschappelijke regeling met de
ZEICLUZA-gemeenten en de provincie Noord-Brabant met het doel te komen
tot het aanleggen en exploiteren van industrieterreinen en -havens in
het gebied als aangegeven op de bij de ontwerp-regeling behorende kaart.
Be tekst van de ontwerp-regeling gaf aanleiding tot uitvoerige beschouwin
gen, waaruit resulteerde, dat de toenmalige tekst van de artikelen 5 en
17 (samenstelling van de raad van bestuur en van het dagelijks bestuur)
onaanvaardbaar was, terwijl wijziging van een aantal andere bepalingen
gewenst geacht werd.
De op- en aanmerkingen, die vanuit Uw raad zijn gemaakt hebben onderwerp
van onderhandeling uitgemaakt tussen de dagelijkse besturen van de
ZEKLÜZA-gemeenten, van de provincie en van Breda. Thans kan een herzien
ontwerp aan U worden voorgelegd, dat de instemming van genoemde dage-
lijkse besturen heeft kunnen verwerven, reeds aanvaard is door de ge
meenteraden van de ZEKLUZA-gemeenten, terwijl verwacht mag xrorden, dat
ook provinciale staten eerdaags deze regeling zullen aanvaarden.
Bovendien is meer duidelijkheid verkregen over de financieel-economische
situatie
Omtrent het belangrijkste bezwaar - de bestuurssamenstelling - is over
eenstemming bereikt, in dier voege, dat de raad van bestuur bestaat uit
13 leden en het dagelijks bestuur uit 3 personen, benevens de voorzitter.
Be raad van bestuur bestaat uit;
1 voorzitter - benoemd door de raad van bestuur;
1 lid, aan te wijzen door en uit iedere betrokken gemeenteraad;
1 lid, aan te wijzen door en uit ieder betrokken college van burgemees
ter en wethouders;
2 leden, aan te wijzen door en uit provinciale staten;
1 lid, aan te wijzen door en uit gedeputeerde staten;
1 lid, aan te wijzen door gedeputeerde staten.
Overwogen is of de vertegenwoordigers van de colleges van burgemeester en
wethouders ook door de gemeenteraden zouden moeten worden aangewezen,
doch hiervan is om principiële redenen afgezien. De colleges van burge
meester en wethouders immers brengen eigen bevoegdheden in, zodat het
juist geacht moet worden ...at deze colleges ook hun eigen verte- en: oor-
digers aanwijzen.
EK/45345
22 april 1971