bij bijlage nr. 167(a)
-3-
f. degenen, die het deelnemerschap door uittreding van een gemeente dan wel
door opheffing van een gemeente, een lichaam of een instelling verloren,
mits gebleken is, dat zij niet op een naar het oordeel van het bestuur
redelijke wijze tegen de financiële gevolgen van ziekte kunnen worden
verzekerd en de toelating binnen drie maanden na de ingang van die uit
treding of die opheffing wordt aangevraagd;
g. degenen, die in het genot komen van pensioen binnen tien jaren nadat hun
deelnemerschap door het aflopen van het genot van wachtgeld is geëindigd;
h. gepensioneerden, wachtgelders, weduwen, weduwnaars en uitkeringge
nietenden, wier deelnemerschap op grond van artikel 7, onder d, is
geëindigd, mits de toelating wordt aangevraagd binnen een maand na
beëindiging van de verplichte verzekering;
i. degenen, die - ware ten tijde van het ontslag of het overlijden, waar
aan zij aanspraak op pensioen, wachtgeld of uitkering ontlenen, deze
regeling reeds in de desbetreffende gemeente, c.q. ten aanzien van
het lichaam of de instelling, van kracht - op grond van artikel 3,
onder c, e of f, deelnemer hadden kunnen blijven of worden, mits het
verzoek tot toelating wordt gedaan binnen één jaar na de datum waarop
de gemeente toetreedt, respectievelijk binnen één jaar na het tijd
stip waarop krachtens artikel 6, sub e, het personeel van het desbe
treffende lichaam of de desbetreffende instelling is toegelaten;
j. degenen, die de dienst van een gemeente, van een lichaam of van een
instelling, verlaten zonder in het genot van pensioen, wachtgeld of
uitkering te zijn, doch die bij hun ontslag uitzicht op ouderdoms
pensioen hebben, indien zij op de dag voorafgaande aan het ontslag
deelnemer in het instituut zijn en het bestuur van mening is, dat er
aanleiding is hun deelnemerschap te bestendigen;
k. wethouders van een gemeente van 40.000 of meer inwoners; voor de be
paling van het aantal inwoners is van toepassing artikel 4, eerste
lid, der gemeentewet.
2. Ten aanzien van deelnemers ingevolge het eerste lid, vindt het bepaalde
in de artikelen 3» onder c, e en f en 9 overeenkomstige toepassing.
Ten aanzien van personen, bedoeld in het eerste lid onder a t/m e geldt
voorts, dat zij, om voor toelating als deelnemer in aanmerking te komen
een hoofdbetrekking dienen te bekleden.
3. Het verzoek om toelating overeenkomstig het eerste lid, onder a t/m e,
i, j en k, wordt gedaan door het gemeentebestuur dan wel door het bestuur
van het lichaam, respectievelijk van de instelling; het deelnemerschap
ingevolge het eerste lid gaat, tenzij dit deelnemerschap wordt
verkregen op grond van de rechtspositieregeling van betrokkene, niet in
dan na afgelegde verklaring van volledige aanvaarding dezer regeling
door hem wiens toelating is verzocht.
Artikel 5
1. Van het deelnemerschap is uitgezonderd:
a. degene, op wie het besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1958,
het Interimbesluit geneeskundige verzorging gepensioneerd politie
personeel 1958 of het besluit Geneeskundige Verzorging hoodwachters
van toepassing is;
b. het onderwijzend personeel, zulks onverminderd het bepaalde in artikel
4, eerste lid, onder d;