bij bijlage nr. 167(a) -5- - voorzover het wachtgeld betreft - het eindigen van het wachtgeld on middellijk wordt gevolgd door het genot van pensioen uit hoofde van de betrekking, waaruit het wachtgeld wordt genoten; g. op de dag, door het bestuur te bepalen, indien de betaling van de bijdrage overeenkomstig artikel 11, vijfde lid, naar het oordeel van het bestuur niet regelmatig geschiedt; h. op de dag waarop aan een deelnemer alsnog door het gemeentebestuur, dan wel door het bestuur van het lichaam, respectievelijk van de instelling, een ontheffing wordt verleend als bedoeld in artikel 5> eerste lid, sub c. Artikel 8 Met het eindigen van het deelnemerschap gaan de daaraan verbonden aan spraken teniet. Evenwel behoudt de deelnemer voor zich zelf, indien hij op dat tijdstip ziek is, of voor de op dat tijdstip ziek zijnde gezinsleden, aanspraak op geldelijke uitkeringen als bedoeld in artikel 2, voor de verdere duur der ziekte - de kosten van verloskundige hulp en van kraamzorg daaronder niet begrepen - doch niet langer dan twee maanden na het eindigen van het deelnemerschap. De deelnemer, die buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging ge niet, die zonder behoud van bezoldiging op non-activiteit is gesteld of non-activiteitsverlof geniet, of die zich - tenzij voor herhalings oefeningen- in werkelijk militaire dienst bevindt, ontvangt geen uit kering en van hem wordt geen bijdrage als bedoeld in artikel 11 ingehouden. De in het derde lid bedoelde deelnemer behoudt het recht op uitkering, indien het gemeentebestuur, dan wel het bestuur van het lichaam, respec tievelijk van de instelling, dit verzoekt, indien en zolang hij maandelijks bij vooruitbetaling de door hem verschuldigde bijdrage betaalt. HOOFDSTUK III. Gezinslidmaatschap .artikel 9 Gezinslid in de zin van deze regeling is: a. de echtgenoot van de deelnemer; b. het kind of pleegkind tot de leeftijd van 21 jaren het kind of pleeg kind in de leeftijd van 21 tot 27 jaren voorzover voor dat kind aanspraak op kindertoelage of kinderbijslag bestaat, alsmede het in valide kind of invalide pleegkind van 21 jaren en ouder indien het kind grotendeels ten laste van de deelnemer komt; c. de dochter, moeder, schoonmoeder, zuster of schoonzuster van de deelnemer, indien zij - naar het oordeel van het bestuur - bij ont stentenis of blijvende of langdurige ziekte of invaliditeit van zijn echtgenoot, bij hem inwonend, zijn huishouding bestuurt en grotendeels te zijnen laste komt; d. de dochter, moeder, schoonmoeder, zuster of schoonzuster van de ongehuwde deelnemer, indien zij - naar het oordeel van het bestuur- bij hem inwonend, zijn huishouding bestuurt en grotendeels te zijnen laste komt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 604