gemeente Breda
aan de raad der gemeente Breda.
Bijlage nr. 178
4 juni 1971
IZ/-
Antwoorden op door raadsleden gestelde
vragen.
VRAAG (gesteld in de raadsvergadering van 17 december 1970)
De heer van Duijl: In de raadsvergadering van juni - ik verval helaas
in herhaling - heb ik een vraag gesteld over uitbreidingsplannen. Bij
behandeling van punt 20 van de agenda van deze avond kwam juist die
vraag naar voren die ik toen heb gesteld betreffende inspraak bij het
vaststellen van uitbreidingsplannen. Ik herhaal deze vraag en verzoek
het college met klem er nu toch eens antwoord op te geven.
ANTWOORD
De o.a. door de heer van Duijl gemaakte opmerkingen, dat in de prak
tijk de tijd welke raadsleden wordt gegeven zich een oordeel te vormen
ten aanzien van de vast te stellen bestemmingsplannen, te kort is,
kunnen wij in het algemeen onderschrijven. Wij kunnen er volledig mede
instemmen, dat de bestuurlijke betrokkenheid van de raad c.q. raadsatf-
deling bij de voorbereiding van de bestemmingsplannen meer accent krijgt.
Wij streven er naar tekomen tot een planontwikkelingsprocedure, waarbij
zowel de raad/raadsafdeling als de belangstellende bevolking vroegtijdig
en eventueel op verschillende momenten de gelegenheid krijgen kennis te
nemen van de bouwstenen en de opbouw van een plan en daarover van ge
dachten te wisselen.
m p Zoals toegezegd tijdens de behandeling van de begroting voor het jaar
1971 wordt thans intensief studie gemaakt ter zake van de instelling
van een stedebouwkundige adviesraad. In nauw overleg met de raadsafde
lingen voor ruimtelijke ordening en economische zaken en voor openbare
werken en de democratiseringscommissie hopen wij de raad hieromtrent
binnen afzienbare tijd een voorstel te kunnen doen.
VRAAG (gesteld in de raadsvergadering van 17 december 1970)
De heer Sandberg: een tweede vraag betreft het jaarverslag van het ge
meentelijk vervoerbedrijf, dat ons eind november 1970 heeft bereikt.
Op bladzijde 24 onder het hoofdstuk brandweer komt daarin de mededeling
voor dat in het jaar 1969 in totaal 22 bedrijven en instellingen recht
streeks met de brandmeldinstallatie van de brandxreerkazerne werden ver
bonden. Vervolgens treft men dan een totaallijst aan van de per eind
1969 aangesloten bedrijven en/of instellingen.
Onder meer blijkt daaruit dat het stadhuis, de schouwburg en het Turf
schip zijn aangesloten naast de ziekenhuizen, musea en postkantoren.
Kan het college mij mededelen waarom bijvoorbeeld de Beijerd hierop niet
is aangesloten?