Bij bijlage nr. 197 -4- Artikel 10 1 Elk slaapvertrek moet onafhankelijk van een ander slaapvertrek be reikbaar zijn. 2. Slaapvertrekken alsmede de.uren, die de verbinding vormen tussen slaap vertrekken onderling,mogen nimmer worden afgesloten, indien een vlucht weg alleen via die slaapvertrekken bereikbaar is, of indien die slaap vertrekken deel uitmaken van een vluchtweg. Artikel 11 1 In elk slaapvertrek moet voor één persoon een vloeroppervlakte van tenminste 5 m2 aanwezig zijn en voor iedere persoon méér een extra vloeroppervlakte van tenminste 3 m2. 2. In een slaapvertrek, voor 2 of meer personen bestemd, mogen geduren de de voor nachtrust bestemde tijd geen personen van verschillend geslacht gelijktijdig verblijven, tenzij deze personen tot hetzelf de gezin behoren. 3. In of nabij elk slaapvertrek moet voor iedere persoon een afsluit bare bergruimte van tenminste 0,3 m2 met een hoogte van tenminste 160 m aanwezig zijn. Artikel 12 slaapplaat- 1 Bedsteden mogen niet als slaapplaatsen worden ingericht of gebruikt, sen 2. Het aantal slaapplaatsen dient tenminste gelijk te zijn aan het aan tal personen, aan wie logies wordt verschaft. 3. Onder elke slaapplaats moet een doorlopende, in haar geheel gemak kelijk bereikbare ruimte aanvezig zijn. 4. Elke slaapplaats moet tenminste 1,50 m zijn verwijderd van een warm tebron, buizen en radiatoren van een centrale verwarmingsinstalla tie niet medegerekend. Artikel 13 Elke éénpersoonsslaapplaats dient tenminste 1,90 meter lang en 0,80 me ter breed en elke tweepersoonsslaapplaats tenminste 1,90 meter lang en 1,20 meter breed te zijn. Deze afmetingen gelden niet voor kinderslaap plaatsen. Artikel 14 Rijen van slaapplaatsen moeten zijn gescheiden door gmgpaden van tenmin ste 1 meter breedtetussen de slaapplaatsen moet in elke rij een pad van tenminste 0,70 meter breedte zijn. Artikel 13 wasgelegen- 1 Per elk vijftal personen of minder, tot verblijf van wie de logeer beden inrichting strekt, dient tenminste één op de drinkwaterleiding aan gesloten wasgelegenheid aanwezig te zijn met een steeds functione rende, op de riolering aangesloten inrichting voor waterafvoer, wel ke wasgelegenheid zich niet buitenshuis mag bevinden. 2. Indien zich geen wasgelegenheid, als in het eerste lid bedoeld, bui ten de slaapvertrekken bevindt, moet in elk slaapvertrek een derge lijke wasgelegenheid aanwezig zijn per elk vijftal personen of min der, tot verblijf van wie het vertrek strekt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 687