O .L 2. Bij bijlage nr. 197 -6- Artikel 20 kook- en gas toestellen 1 2. 3- Kooktoestellen mogen alleen in een keuken aanwezig zijn. Gastoestellen voor kook- en/of verwarmingsdoeleinden moeten zijn aan gesloten op het bestaande gasdistributienet overeenkomstig de door of namens burgemeester en wethouders gestelde of te stellen eisen. Met uitzondering van gevelkachels mogen gastoestellen voor verwar mingsdoeleinden zonder gasafvoerkanalen niet aanwezig zijn in de voor gebruik of medegebruik van de personen, die in de logeerinrichting verblijven, bestemde ruimten van de inrichting. verwarmings-11 toestellen Artikel 21 Verwarmingstoestellen mogen alleen worden gebruikt, indien opstelling en inrichting der toestellen naar het oordeel van burgemeester en wethouders een veilig gebruik waarborgen. Verwarmingstoestellen, die in benedenwaartse richting warmte kunnen uitstralen, moeten zijn geplaatst op een ondergrond van onbrandbaar, hittebestendig en de warmte slecht geleidend materiaal. oliekachels Artikel 22 1Oliekachels voor verwarmingsdoeleinden zonder schoorsteenafvoer mo gen niet aanwezig zijn in de voor gebruik of medegebruik van de per sonen, die in de logeerinrichting verblijven, bestemde ruimten van de inrichting. 2. Een oliekachel voor verwarmingsdoeleinden moet door middel van een metalen leiding op, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, brandveilige wijze zijn aangesloten op de brandstoftank. 3. De op de oliekachel aangesloten brandstoftank of -tanks mag/mogen geen grotere inhoud hebben dan 30 liter. Buiten de in het vorige lid bedoelde brandstoftanks mag in de logeer inrichting ten hoogste 90 liter vloeibare brandstof in bewaring wor den gehouden, mits geborgen in goed gesloten metalen vaten, welke ieder een inhoud van ten hoogste 30 liter mogen hebben. Die vaten moeten veilig worden opgeslagen in een voor dit doel bestemde ruimte. Artikel 23 4. brandveilig- In de logeorinrichting moet een voldoend aantal doelmatige en voor di- heid reet gebruik geschikte brandhlusmiddelen op gemakkelijk bereikbare plaatsen aanwezig zijn, een en ander ten genoegen van burgemeester en wethouders Artikel'24 1Gangen, trappen, bordessen, in- en uitgangen alsmede alle overige ruimten, die deel uitmaken van een vluchtweg, moeten steeds van al le belemmeringen worden vrij gehouden. 2. In de logeerinrichting dient iedere verdieping boven de begane grond, waarop zich slaapplaatsen en/of dagverblijven bevinden, via een twee de vluchtmogelijkheid door middel van een veilige trap te kunnen wor den verlaten. 3. Indien in de in het tweede lid bedoelde logeerinrichting een brand en/of rookveilig hoofdtrappenhuis aanwezig is, geldt het in dat lid bepaalde slechts ten aanzien van tweede en hoger gelegen verdiepin gen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 689