hoofdstuk in.
Artikel 25
1 De wanden tussen slaapvertrekken onderling moeten zodanig zijn sa
mengesteld en geconstrueerd, dat die wanden niet licht ontvlambaar
zijn en in geval van brand geen aanleiding geven tot;
a. een snelle vlamuitbreiding;
b. een sterke rookontwikkeling;
2. Wanden tussen slaapvertrekken en een dagverblijf alsmede tussen
slaapvertrekken en ruimten, waar met het oog op hun bestemming en
gebruik een groter brandgevaar aanwezig is, en wanden, die vlucht
wegen begrenzen, moeten aan het bepaalde in het eerste lid voldoen
en naar het oordeel van burgemeester en wethouders een voldoende
brandwerendheid bezitten.
5. Alle horizontale afscheidingen moeten een brandwerendheid bezitten
van tenminste 30 minuten.
4. Deuren in wanden van ruimten, waar met het oog op hun bestemming en
gebruik een groter brandgevaar aanwezig is, alsmede deuren in wanden
die vluchtwegen begrenzen, moeten een brandwerendheid bezitten van
tenminste 20 minuten.
5. Deuren in wanden, die vluchtwegen begrenzen en in geval van brand
aanleiding kunnen geven tot een snelle rookverbreiding in de logeer-
inrichting, dienen zelfsluitend te zijn.
6. Deuren, die in vluchtwegen gelegen zijn, moeten als vluchtdeuren
gemakkelijk kunnen worden geopend zonder gebruikmaking van sleutels
en/of andere losse voorwerpen.
Dubbele deuren moeten van panieksluiting zijn voorzien, die zodanig
is uitgevoerd, dat door één handbeweging beide deurhelften worden
geopend.
Artikel 26
Indien en voor zover de exploitant daartoe door burgemeester en wet
houders is aangeschreven, is hij verplicht, in het belang van een snel
le alarmering van brand in de logeerinrichting, deze te doen aanslui
ten op de gemeentelijke brandalarmeringsinstallatie en/of op het tele
foonnet
Eisen, waaraan een kamerverhuurinrichting moet voldoen.
Artikol 27
Ten aanzien van een kamerverhuurinrichting zijn de voorschriften, ge
steld in de artikelen 9; 10, lid 1; 11, leden 1 en 2; 12; 13; 15; 16;
18 tot en met 26, van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK IV.
Ontheffing van eisen.
Artikol 28
Bij het verlenen van de vergunning kunnen burgemeester en wethouders,
onder door hen te stellen voorwaarden, al dan niet tijdelijk onthef
fing verlenen van eisen, gesteld in de artikelen 10, lid 1; 11, leden
1 en 3; 12, leden 3 en 4; 13; 14; 15, leden 1, 2 en 5; 16; 17, lid 2;
20, lid 2; 22, leden 3 en 4? 24, leden 2 en 3; 25, leden 1 en 3 en voor
zover het alleen een kamerverhuurinrichting betreft ook van de eis,
gesteld in artikel 20, lid 1