bijlage nr, 212
-2-
Gezien deze verdere verlangens bestaat bij ons college zorg over
de vraag of na het aanbrengen van de voorzieningen en het treffen
van de maatregelen, hierboven onder 1 tot en met 5 genoemd, een
redelijke basis aanwezig is voor het in normale betrekkingen leveren
van centrale wijkverwarming aan de onderhavige groep van afnemers. Het
- na een eventuele nadere goedkeuring van üw raad - accepteren van
de nieuwe voorwaarden 1 tot en met 3 stelt de gemeente voor de moei
lijkheid, dat de consequentie verbonden aan de eigendomsoverdracht van
de leidingen onder de woningen niet te overzien is. Het risico van
corrosie van het in de kruipruimten liggend leidingnet hangt samen
met de vochtigheidstoestand in deze kruipruimte. Als deze redelijk te
noemen is zal dit leidingnet in het algemeen de geraamde gemiddelde
levensduur wel halen. Er zijn echter ernstige bedenkingen tegen een
steeds wisselende waterstand, waarbij de leidingen, of gedeelten ervan,
afwisselend nat worden. Eventueel zou in deze weer een gericht des
kundig onderzoek kunnen plaats hebben, waaraan ook weer kosten zijn
verbonden, evenals aan de vrijwel zeker te nemen maatregelen op het
gebied van drainage.
De gehele problematiek opnieuw overziende hebben wij ons afgevraagd
of het nu niet meer wenselijk zou zijn in te gaan op een reeds lang
bij betrokkenen levende wens tot afkoppeling van de centrale wijlcver-
warming. In het verleden hebben wij gemeend niet te kunnen medewerken
aan afkoppeling; er waren bezwaren tegen het precedent en tegen het
zonder vergoeding door belanghebbenden van desinvesteringskosten
beëindigen van de warmtelevering.
Wij zijn bij nadere overweging thans van mening, dat de specifieke
problemen van de groep van 62 premiew-oningen in IJpelaar, die al
bij de bouw van deze woningen zijn ontstaan, het afkoppelen niet
tot een precedent maken en het is dan ook uitdrukkelijk niet onze
bedoeling meer woningen dan de onderhavige te doen afkoppelen van
de centrale wijkverwarming. Anderzijds is ons uit het overleg met
alle betrokkenen gebleken, dat men, op dit moment op één enkele
uitzondering na, bereid is een aandeel van 50/'° bij te dragen in de
ten laste van de gemeente komende kosten van desinvestering en
enkele bijkomende kosten, welke bijdrage is becijferd op 975.-
per woning. In de onderhandelingen is dit bedrag verlaagd tot
775.- omdat het mogelijk is gebleken niet tot omlegging van
leidingen over te gaan, gelegen onder een vijftal hoekpanden, en
nodig voor de warmtevoorziening van een aantal niet tot deze groep
behorende woningen en van enkele schoollokalen. Het instandhouden
van deze transportleidingen levert een zodanige besparing op, dat
verlaging van de vergoeding tot 775.™ per woning daardoor mogelijk
wordt. Met vier van de vijf betrokken eigenaren van hoekpanden is
overeenstemming over het handhaven van deze leidingen, mits de gemeente
schriftelijk xraarborgen verstrekt tegen hinder, overlast en inzake
vergoeding van eventuele schade. De vijfde betrokkene wenst omlegging-
van het betrokken leidinggedeelte op zijn kosten. Deze waarborgen
kunnen worden gegeven en tegen de vorenomschreven omleiding bestaak-
geen technische bezwaren. In de onderhandelingen is voorts in principe
overeenstemming bereikt over het beperken van rekeningen over vroegere
seizoenen tot 530.- per woning per seizoen (excl. omzetbelasting
alsmede over het toepassen van een betalingsregeling inzake de
desinvesteringsvergoeding, hierin bestaande, dat deze, op verzoek, in