gemeente Breda
aan de raad der gemeente Breda.
Bi jlage nr. 551
6—10—' 71
St A/6493 5
Voorstel van burgemeester en wethouders tot
verhoging van het krediet voor het project
rioolwaterafvoerleiding van Breda naar het
Hollandsch Diep.
In Uw vergadering van 18 februari 1971 is overeenkomstig ons voorstel d.d.
C* 9 februari 1971, bijlage nr. 52') het totale krediet voor het project
rioolwaterafvoerleiding van Breda naar het Hollandsch Diep verhoogd met
12.090.000,
In dit bedrag is voor de kosten van het werk begrepen 3.205.000,ter
wijl het restant ad 8.885.000,is bestemd voor rentebijschrijving.
Het totale krediet voor de voltooiing van het project met inbegrip van de
bouw en installatie van de rioolwaterzuiveringsinrichting (R.W.Z.) nabij
Nieuwveer is daarmede -exclusief rentebijschrijving en subsidies- opgevoerd
tot 37.550.000,volgens specificatie in het bij bovenvermeld voorstel
gevoegde kostenoverzicht met benaming van de fasen.
Bij de behandeling van meergenoemd voorstel is onzerzijds op een desbetref
fend verzoek uit Uw raad de toezegging gedaan, dat wij U regelmatig van de
gang van zaken op de hoogte zullen houden.
Tot op heden zijn wij hieraan niet toegekomen, voornamelijk omdat de con
crete ontwikkeling van zaken zich eerst nu wat duidelijker gaat aftekenen,
en anderzijds omdat onze aandacht en die van het ambtelijk apparaat in de
afgelopen maanden door onderscheiden and.ere zaken en problemen sterk
werd opgeëist. Wij mogen vertrouwen, dat U het onderhavige voorstel mede
zult willen beschouwen als verdere informatie in de geest als destijds ver
zocht.
In het reeds genoemde totaalbedrag van 37.550.000,gebaseerd op ra
mingen van december 1970, waren verwerkt de kosten van de bouwkundige- en
mechanische gedeelten van fase 5 der R.W.Z. en de electrische installaties
ten behoeve van de fasen 2 t/m 5, en wel naar rato van de bedongen aan
nemingssommen bij de tegen het einde van 1970 gehouden aanbestedingen, to
taal in de orde van grootte van ruim 8.000.000,
De opdrachten tot uitvoering van deze onderdelen konden evenwel nog altijd
niet worden gegeven, omdat gedeputeerde staten voornoemd reeds medio 1970
hun bedenking kenbaar maakten tegen de goedkeuring van de door Uw raad op
18 april 1968 gevoteerde kredietversterking ten bedrage van 9.721.000,
Genoemd college was namelijk van mening, dat het realiseren van het oxy-
datief-biologisch gedeelte van de R.W.Z. (fasen III-IV) geen noodzaak meer
zou zijn.