Bijlago nr. 250 - 3 - Voorts is overwogen of wellicht onteigening in het belang der volkshuisvesting een oplossing zou kunnen bieden: onteigening door de gemeente van eigen bezit tingen is mogelijk en volgens de Onteigeningswet heeft de overschrijving van het onteigeningsvonr.is tot gevolg, dat alle lasten en rechten op het onteigen de rustende, komen te vervallen. Deze mogelijkheid is echter hoogst dubieus geworden na het K.B. van 30 januari 1961 met betrekking tot de gemeente Driebergen-Rijsenburg: deze gemeente tracht te middels een onteigeningsprocedure bevrijd te worden van een last welke de ge meente bij het aanvaarden van een schenking op zich had genomen (een bosperceel werd aan de gemeente geschonken onder de voorwaarde, dat dit perceel te eeuwigen dage als wandelplaats behouden zou blijven). Bij genoemd K.B. werd aan dit ont- eigeningsbesluit de goedkeuring onthouden met als motivering: a. dat de rechtsopvolgers van de schenker niet in het onteigeningsgeding kunnen tussenkomen, en b. dat niet gebleken was, dat een aanvaardbare regeling was getroffen met die rechtsopvolgers, zodanig dat hun belangen voldoende waren gewaarborgd. Opgemerkt wordt hierbij, dat interveniënten in een onteigeningsprocedure kunnen zijn de huurders, de pachters en degenen, die zakelijke rechten op het te ont eigenen goed hehben. De Kroon heeft zich bij de beslissing als voren weergegeven laten leiden door het standpunt, dat rechtsopvolgers van eer. schenker niet zijn zakelijk gerechtigden in de zin van de Onteigeningswet. Hiervan uitgaande moet het in hoge mate onwaarschijnlijk worden geacht dat rechtsopvolgers van een le gator wel als zakelijk gerechtigde - althans in de zin van de Onteigeningswet - worden aangemerkt. Het is derhalve welhaast zeker, dat een goedkeuring op het onteigeningsbesluit niet zal kunnen worden verkregen, waarbij wij nog voorbijgaan aan de vraag of het juist geacht kan worden dat de gemeente haar eigen bezittingen onteigent om van een door haarzelf aanvaarde la3t bevrijd te worden. Uit een en ander moet onzes inziens geconcludeerd worden, dat ook deze mogelijk heid als niet reëel moet worden aangemerkt. Eon dordo mogolijkhoid is, dat do gemoonto tracht do rcchton van do erfgenamen overgedragen te krijgen. De gemeente zou alsdan medegerechtigde in een onver deelde boedel (de woningen) kunnen worden, vervolgens vervallenverklaring van het legaat kunnen uitlokken en daarna scheiding en deling van de boedel trach ten te verkrijgen met toedeling van de hoedel aan de gemeente.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1034