4»
Bijlage nr. 358 4
Hese procedure is omvangrijk, tijdrovend door de contacten met de erfgenamen
en de inschakeling van de rechter, terwijl het heoogde resultaat - de toede
ling van de woningen aan de gemeente- geenszins bij voorbaat vaststaat. Een
nadeel voorts van deze procedure kan zijn dat waar in het verleden vele erven
hun medewerking hebben toegezegd zonder daarvoor een geldelijke vergoeding
te bedingen,bij de boedelscheiding de gemeente de overige deelgenoten zal
moeten betalen, hetgeen niet billijk geacht moet worden ten opzichte van de
genen, die hun rechten zonder wederprestatie aan de gemeente zouden hebben af
gestaan.
Op grond van het vorenstaande lijkt ons deze aangegeven weg niet aanbevelens
waardig.
Een vierde mogelijkheid is eveneens overwogen: uit de inschrijving op het groot
boek ontvangt de gemeente jaarlijks een bedrag van 168,aan rente jfo van
5.600,Volgens de bepaling van het testament kan middels deze rente voor
zien worden in "groote reparatiën en in de brandassurantie". Het zal U duide-
lijk zijn dat, hoe reëel deze bepaling in 1882 ook was, thans deze rente in
geen enkel opzicht meer voldoende is voor het doel dat de legator voor ogen
heeft gestaan: in de jaren 1965 en 1967 heeft de gemeente voor een bedrag van
totaal 62.000,aan diverse voorzieningen en verbeteringen aangebracht, ter
wijl gedurende de laatste tien jaren daarnaast nog voor een bedrag van
26.000,is uitgegeven aan onderhoud en vaste lasten. Overwogen is nu, het
onderhoud strikt te beperken tot het bedrag, dat uit het legaat daartoe wordt
ontvangen: het is duidelijk, dat deze procedure binnen zeer korte tijd tot een
totaal verval der woningen zou leiden, hetgeen a.h.w. een automatische oplos
sing voor de problematiek zou inhouden. Wij hebben gemeend deze oplossing niet
te moetan nastreven, eensdeels omdat het onzeker is of de gemeente door het
aanvaarden van het legaat zich niet verbonden heeft tot de instandhouding derf
woningen (ongeacht de middelen die daartegenover staan), anderdeels omdat deze
werkwijze zou leiden of tot een volkomen onhoudbare situatie voor de bewoners
of tot de noodzaak voor de gemeente op zeer korte termijn een oplossing te zoe
ken n.b.t. de herhuisvesting der bewoners.
Een vijfde mogelijkheid lijkt naar alle waarschijnlijkheid aanwezig hij ge
bruikmaking van het arrest van rle Hoge Raad van 17 maart 1967, welk arrest ge
wezen werd naar aanleiding van verdere pogingen van de gemeente Driebergen-
Rijsenburg om van de meergenoemde schenkingslest te worden bevrijd.
A