Bijlage nr. 332
- 2 -
de rijksplanologische dienst en het centraal planbureau.
De -werkgroep is tot de conclusie gekomen, dat 5 locaties voor nader
onderzoek in aanmerking komen: Dinteloord, Leerdam, Markerwaard,
Maasvlakte en het ondiepe zeegebied tegen de kop van Goeree.
In het hiernavolgende zal-als voor TJw raad het meest van belang- spe
ciaal aandacht worden geschonken aan hetgeen rond een mogelijke ves
tigingsplaats bij Dinteloord door de genoemde werkgroep, de commissie
(verder te noemen de commissie Falkenhagen) en andere instanties en
instellingen is medegedeeld.
In de begeleidende brief van 26 april 1971 bij het rapport van de
commissie Falkenhagen wordt er- reeds op gewezen, dat het aantal per
sonen, die op zodanige afstand van een eventuele luchthaven zouden
venen, dat een lawaaihinder van meer dan 24 kosteneenheden kan worden
verwacht, rond de mogelijke vestigingsplaats Dinteloord, mede gelet
cc de te verwachten ontwikkeling in de desbetreffende regio, zo hoog
kan worden geacht, dat deze plaats niet voer vestiging van een tweede
nationale luchthaven in aanmerking behoort te komen. Daarentegen is
de ligging ten aanzien van enkele aspecten - b.v. vóór- en natrans
port - zeer gunstig, zodat onderzocht zou moeten worden of het niet
mogelijk is bij aanpassing van het model ven de luchthaven en bij
zorgvuldige studie omtrent de situering daarvan het aantal personen
dat nadelige invloed van de vestiging zou hebben, niet in belangrijke
mate zou kunnen worden beperkt.
Maar aanleiding van de studio van de werkgroep heeft de commissie zich
nader over de problematiek beraden, daarbij uitgaande van een aantal
relevante factoren:
a. de plaats van vestiging moet bij voorkeur zo gekozen worden, dat de
situatie met betrekking tot het lucht- en grondtransport van vracht
en passagiers het meest gunstig is (benadering var. de kant van de
gebruiker)
b. een minimum aan overlast voor de bevolking; geen of weinig schending
van natuur- en recreatiegebied (benadering van de kant van de niet-
gebruiker)
