Bijlage nr. 62 -3- gemeente in eigendom terug, doch alsdan belast met de daarop geves tigde hypotheek. De gemeente sal dan - zo zij de bestemming sport terreinen wil handhaven - voor de aflossing van de hypotheek moeten zorgdragen. Wil of kan de gemeente niet aflossen, dan zal uit winning plaatsvinden door middel van executoriale verkoop, hetgeen zeker kan leiden tot beëindiging van het gebruik van het sport complex als zodanig, een omstandigheid die noch in het belang van de gemeente, noch in het belang van de vereniging geacht moet worden. Dit vorenstaande in aanmerking genomen, hebben wij bij het afwegen der wederzijdse belangen gemeend, dat het belang van de gemeente - zoals wij dat hiervoor hebben uiteengezet - een ontheffing van het verbod van verhuur niet rechtvaardigde, temeer daar - zoals ook in het onderhavige geval is gebeurd - de mogelijkheid aanwezig was de ontheffing voor een bepaalde tijd te verlenen. Wij tekenen hierbij nog aan, dat het verlenen van de ontheffing van privaatrechtelijke aard is, welke uitsluitend op basis van de tussen de gemeente en NAC bestaande rechtsverhouding moet worden beoordeeld. Ten aanzien van de consequenties, welke niet uit de bestaande rechts verhouding voortvloeien (hinderwet, bouwvergunning, economische conse quenties) merken wij op, dat deze - voorzover mogelijk - beoordeeld moeten worden naar de regelen, die voor eenieder in een soortgelijk geval gelden. Ten aanzien van de hinderwet zij vermeld, dat wij op 11 januari j.l. de betreffende vergunning hebben afgegeven. Een afschrift van ons besluit hebben wij voor U ter inzage gelegd.*) Wij merken hierbij op dat voorzover de ingediende bezwaren konden worden aangemerkt als bezwaren in de zin van de hinderwet, daaraan tegemoet is gekomen door aan het verlenen van de vergunning aan een aantal voorwaarden te ver binden. De overige in het kader van de hinderwetprocedure ingediende bezwaren waren niet van zodanige aard, dat wij op basis van de hinder wet tot weigering van de vergunning hadden kunnen besluiten. De betreffende bouwvergunning hebben wij op 5 oktober 1971 verleend. Ben afschrift van dat besluit met bijbehorende tekening ligt ter inzage Voor het niet-verlenen van de bouwvergunning waren geen termen aan wezig: het betreffende gebied is niet in enig bestemmingsplan gelegen. Bij uitvoering van het benzineverkooppunt conform de tekening zal naar onze mening een aanvaardbare verkeersafwikkeling mogelijk zijn. Ten aanzien van de economische consequenties merken wij op, dat de gemeente niet de middelen en de Bevoegdheden heeft om buiten het kader van de ruimtelijke ordening economisch ordenend of regulerend op te treden. Voor een optreden in het kader van de ruimtelijke ordening xraren geen mogelijkheden aanwezig, omdat - zoals gezegd - voor het betreffende gebied geen bestemmingsplan geldt. Met betrekking tot een tweetal bezwaren van andere aard - welke zijn ingebracht door een aantal bewoners van de Irenestraat en een aantal exploitanten van benzineverkooppunten in de omgeving -*) zijn wij van mening dat:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 126