Bijlage nr. 427
_4_
perken, toch niet in staat zijn om tot een sluitende exploitatie te
komen. Door de raad voor het betaald voetbal zijn in 1971 de volgende
voorstellen gedaan ter gezondmaking van de financiële positie van het
betaald voetbal, welke inmiddels voor een deel zijn gerealiseerd:
- verhoging entree-gelden met 20?»
- afschaffing van de vermakelijkheidsbelasting en de omzetbelasting;
- uitkering uit de sporttoto;
- televisie—rechten
- beperking aantal contractspelers tot 18;
- heffing op het toto-formulier;
- verbetering accommodaties;
- maximering transfersommen, salarissen en premies.
De raad concludeert echter, dat ook na gehele realisering van boven
genoemde voorstellen overheidssubsidiëring, alsmede steun van be
drijven en particulieren onontbeerlijk is. Deze conclusie wordt be
vestigd door de huidige feitelijke situatie en aangenomen mag worden,
dat self-supporting ook in de toekomst - enkele clubs uitgezonderd
niet mogelijk zal zijn.
Dit probleem zal niet worden opgelost door een verdergaande sanering,
d.i. een vermindering van het aantal clubs. De rigoreuze sanering voor
het seizoen 1971/1972 heeft aangetoond, dat de overgebleven clubs hier
door nauwelijks méfr bezoekers hebben gekregen en dus ook geen meerdere
inkomsten. Gebleken is daarentegen, dat een vermindering van het aantal
clubs geleid heeft tot een vermindering in totaliteit van het aantal
bezoekers van het betaald voetbal. De mensen zijn r.iet bereid of niet in
staat zich vér te verplaatsen voor een bezoek aan voetbal-wedstrijden.
Keiharde realiteit is dan ook, dat het betaald' voetbal in Nederland
- enkele clubs uitgezonderd - slechts mogelijk is, met financiële steun
van de overheid en/of het bedrijfsleven.
4. Overheidssubsidiëring van het betaald voetbal.
In de sportnota 1970 komt de volgende zinsnede voor: