qemeenfe Breda aan de raad dar gemeente Breda. st/2/75221 ■fee Bijlage nr. 109 Preadvies van burgemeester en wethouders naar aanleiding van het namens de fracties van D'66 en PAK door mevrouw van Nes-Brands en de heer Crul ingediende initiatief voor stel met betrekking tot het in DACW-verband uitvoeren van werken. Ingevolge de circulaire d.d. 14 oktober 1969, no. 69336 A.W.V. III* van de voorzitter van het coördinatie-college voor openbare werken aan de provinciale commissie voor de werkgelegenheid dienen zoveel mogelijk werken in het "werkenbestand" te worden opgenomen, die in het kader van meerjarenprogramma's in de loop van twee a drie jaar na aanmelding, als normaal werk kunnen worden gerealiseerd. De bedoeling hiervan is (volgens de bewoordingen van de circulaire/ te bereiken, dat het werkenbestand zoveel mogelijk urgente werken omvat, welke - zonodig na versnelde voorbereiding - bij behoefte daaraan uit werkgelegenheidsoogpunt vervroegd kunnen worden uitge voerd. De voorzitter van het coördinatie-college voor openbare werken be- 0 schouwt derhalve werken, die in de loop van twee a drie jaar na het tijdstip van aanmelding als normaal werk kunnen worden uitgevoerd als urgente werken. De opvatting van ons college over urgente werken is, dat dit werken zijn, met de uitvoering waarvan direct of in elk geval binnen een tijdsbestek van enkele maanden moet worden begonnen. Werken, die pas in de loop van twee a drie jaar moeten worden uitge voerd, kunnen naar onze mening bezwaarlijk als urgente werken worden aangemerkt. Dit neemt niet weg, dat de regeling op zich heel goed begrijpelijk is. Indien werken uit het lopende programma als DACIJ-object zouden worden aangemerkt, zou hiermede de werkloosheid niet bestreden, doch veeleer bevorderd worden. Immers de werknemers, die op deze normale werken te werk gesteld zcuden worden, zouden als gevolg van deze gang van zaken, omdat als subsidievoorwaarde de eis gesteld wordt, dat er een aantal werklozen in dienst genomen moet worden, geheel of gedeeltelijk werk loos worden. De invloed, die door gemeenten op de keuze van de uit te voeren werken kan -worden uitgeoefend is vrijwel nihil, omdat die keuze grotendeels afhankelijk is van factoren, die buiten de invloedssfeer van de ge meentebesturen liggen, zoals: a. de ter beschikkingstelling van gelden door de rijksoverheid; b. de omvang van de werken en de kosten per manweek; c. de aard van de werken en het aantal werklozen per rayon. 9 maart 1972

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 278