gemeente Breda
aan de raad der gemeente Breda.
F/73132
0
Bijlage nr. 110
2 maart 1972
l
Voorstel van burgemeester en wethouders tot
het vaststellen van een plan tot vergroting
van de produktie van het gemeentelijk water
bedrijf en tot het verlenen van het daarbij
behorende voorbereidingskrediet, van een
krediet voor aanleg van het eerste gedeelte
van de transportleiding van Dorst naar
Breda en tot het onderhands aanbesteden van
deze aanleg.
1Waterverbruik.
1.1 Talrijke publikaties wijzen op de snelle toeneming van het waterverbruik in ons
land, veroorzaakt door de groei van de bevolking, door het groter verbruik per
hoofd van de bevolking en door het industriële verbruik. Uit de onlangs ver
schenen waterleidingstatistiek 1970, uitgegeven door de Vereniging van Exploi
tanten van Waterleidingbedrijven in Nederland, blijkt in welk tempo de afleve
ring van water door de waterleidingbedrijven stijgende is. In 1950 werd voor
geheel Nederland 339 miljoen m3 water afgeleverd (indez 100), in 1960 505
miljoen m3 (indez 149), in 1970 870 miljoen m3 (index 257).
1.2 Ook in Breda en omstreken vertoont het waterverbruik een sterke groei. Dit blijkt
uit het navolgende overzicht, waarin de hoeveelheden water zijn opgenomen, wel
ke de afgelopen jaren werden afgeleverd aan de concessiegebieden van het ener
gie- en waterbedrijf en van de N.V. Waterleidingmaatschappij Noord-West-Brabant,
voor zover gelegen in Breda, Nieuw-Ginneken en Dorst (gemeente Oosterhout).
In miljoenen m5:
Pompstation Pompstation Pompstation Totaal Index
Dorst
Oosterhout
Seppe
1966
4,84
0,63
0,80
6,2
100
1967
4,95
1 ,06
0,79
6,8
110
1968
4,90
1 ,45
0,76
7,1
114
1969
5,55
2,01
0,81
8,3
135
1970
5,40
3,12
0,90
9,4
151
1971
5,48
3,50
0,98
9,9
161
1.5 Bij de bepaling van het toekomstige waterverbruik van het gebied dient rekening
te worden gehouden met twee categorieën afnemers:
- zeer grote industriële afnemers, die zelf hun prognoses hebben verstrekt met
betrekking tot de gedachte ontwikkeling van de afname;
- andere industrieën en de particuliere huishoudingen, waarvan de afname in de
periode 1966 tot en met 1970 een lineaire toeneming aangeeft, welke zich op
dezelfde wijze zal voortzetten.