gemeente Breda
aan de raad der gemeente Breda.
Bijlage nr, 131
Wcz/70877
31 maart 1972
Voorstel van burgemeester en wethouders tot
het toekennen van een gemeentelijke bijdrage
in de exploitatie van de Grote of O.L. Vrouwe-
kerk te Breda.
Reeds geruime tijd zijn er tussen ons college en het college van kerkvoogden
der Hervormde Gemeente Breda besprekingen gaande over een ruimere en meer
aangepaste funktie van de Grote of O.L. Vrouvekerk te Breda. De noodzaak
tot een wijziging in de exploitatie wordt nog versterkt door de omstandigheid
dat de Hervormde Gemeente Breda niet meer in staat blijkt de Grote kerk te
exploiteren. Het college van kerkvoogden heeft ons gevraagd een overheids
bijdrage in de exploitatie te bevorderen omdat het zich zonder deze steun
genoodzaakt ziet de Grote Kerk te sluiten.
De Grote Kerk biedt mogelijkheden tot een ruimere funktie. Het college van
kerkvoogden is bereid hieraan zijn medewerking te verlenen en de wenselijk
heid hiervan leeft ook bij de Bredase gemeenschap. Het gebruik van de Grote
Kerk voor ruimere doeleinden betekent een uitbreiding van accommodaties,
speciaal van kulturele. Bij een funktie-uitbreiding van de Grote Kerk dient
zich onmiddellijk de vraag aan van de onderlinge verwevenheid met andere
instellingen, zoals Het Turfschip, de Stadsschouwburg en de Beyerd. Met name
Het Turfschip is hierbij van wezenlijk belang.
In dit stadium, waar nog wordt gesproken over de toekomst van Het Turfschip,
menen wij dat enige voorzichtigheid met de besluitvorming moet worden be
tracht. Uitgangspunt is daarom vooralsnog de mogelijkheid van religieuze
diensten, de openstelling en het overig gebruik, zoals zich dat de laatste
jaren heeft ontwikkeld, te waarborgen. Vanwege de grote waarde van dit ook
in historisch opzicht kostbare gebouw moet worden voorkomen dat de Grote Kerk
wordt gesloten. Bovendien hebben de overheid (rijk, provincie en gemeente),
vele instanties en particulieren aanzienlijke bijdragen verleend in de koster
voor in- en uitwendige restauratie en de inrichting van het interieur, als
mede voor de restauratie van het monumentale orgel.
Uit de exploitatie-overzicht over de jaren 1968 tot en met september 1971
blijkt dat de tekorten van 11.000,tot 17.000,per jaar variëren,
waarbij dan nog gesproken moet worden van een minimale exploitatie. De
voornaamste reden voor deze tekorten is dat de Grote Kerk nog slechts inci
denteel voor religieuze doeleinden wordt gebruikt en dat de bijdragen van
de leden van de Hervormde Gemeente Breda nodig zijn voor de instandhouding
van de wijkkerken in Breda. Het is verder niet reëel te verwachten dat de
inkomsten op korte termijn belangrijk zullen stijgen.
Het college van kerkvoogden is bereid als eigenaresse van het kerkgebouw
jaarlijks een bijdrage in de exploitatie te blijven verlenen. Hen fixeren
van deze bijdrage en daarnaast een overheidssubsidie betekenen dat het
college van kerkvoogden de konsekwenties kan overzien en verder overtuigd