gemeente Breda
aan de raad der gemeente Breda.
BK/79786
Bijlage nr. 201
10 mei 1 972
Voorstel van burgemeester en wethouders
tot toekenning van een presentiegeld
aan leden van commissies e.d.
1. In de vergadering van Uw raad van 24 juni 1971 is onder bijlage-
nummer 191 een voorstel geagendeerd geweest inzake het toekennen
van een vergoeding voor het als lid bijwonen van vergaderingen
van commissies.
Na de behandeling in de afdelinguit Uw raad voor de financiën
hebben wij dit voorstel voorlopig teruggenomen, teneinde op
enkele onderdelen meer duidelijkheid te verkrijgen.
Daarbij waren met name de volgende zaken aan de ordes
a. een sluitende omschrijving van het begrip "commissie"5
b. komen de leden van subcommissies voor presentiegeld in aan
merking?
c. een zekere mate van controle en/of budgettering is gewenst
d. heeft een verruiming van de mogelijkheid van toekenning van
A presentiegeld consequenties voor de besturen van particuliere
instellingen?
2. Alvorens over te gaan tot een korte bespreking van de bovenstaande
punten verwijzen wij naar ons genoemd voorstel bijlage 191
waarbij zij opgemerkt, dat de aldaar in de derde en in de op één
na laatste alinea gehanteerde bedragen niet meer gelden, daar
de provinciale regeling inmiddels is herzien. Voor het overige
echter handhaven wij de overwegingen, die ons tot het voorstel
hebben gebracht.
3. Ad 1a
Aanvankelijk zijn wij van mening geveest, dat; alleen leden van door
Uw raad ingestelde commisssies e.d. voor eeni vergoeding in aan
merking moeten worden gebracht. Bovendien kount zulks overeen met
de tekst van artikel 64f van de gemeentewet. Het valt echter
niet in te zien, waarom de leden van een door* ons college of
door de burgemeester q.q. ingestelde commissies minder aanspraak
op een vergoeding zouden kunnen doen gelden.