Bijlage nr. 206
-2-
Ofschoon de provinciale uitkerings- en pensioenverordeningen voor leden
van gedeputeerde staten, die een voortzetting van de uitkering bij in
validiteit kennen, welke gelijksoortig is aan die van de gemeentelijke
regeling, geen voorziening hebben opgenomen bij het gelijktijdig ont
vangen van de (voortgezette) uitkering krachtens die verordening en
invaliditeitsuitkeringen of -pensioenen, zijn wij van oordeel, dat deze
niet achterwege kan blijven.
De algemene pensioenwet politieke ambtsdragers verzet zich niet tegen
een dergelijke plaatselijke bepaling, welke een aanvulling betekent van
de wettelijk voorgeschreven cumulatiebeperking.
De in het ontwerp-raadsbesluit voorgestelde uitbreiding van de cumulatie
beperking genoemd in artikel 4, 2e lid, der verordening heeft met name
het oog op inkomsten, die een gewezen wethouder ontvangt krachtens de
W.A.O., een overheidspensioenwet, of een regeling of voorziening, inge
volge de Pensioen- en spaarfondsenwet.
Artikel 18 (bijzonder weduwenpensioen)
De voorgestelde wijziging van artikel 18 (het bijzonder weduwenpensioen
voor de vrouw, die met een overleden (gewezen) wethouder gehuwd is geweest,
beoogt de verordening in overeenstemming te brengen met de bepalingen in
de diverse pensioen- en sociale verzekeringswetten, welke gewijzigd zijn
naar aanleiding van de herziening van het echtscheidingsrecht.
V/ij verwijzen U naar de toelichting, opgenomen in de circulaire van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten d.d. 8 oktober 1971, nr. 8002*).
Artikelen 55 en 54 (ingang pensioen)
In Uw raad is gevraagd, dat wij ons nogmaals zouden bezinnen op de regeling
ten aanzien van de ingangsdatum van de pensioenen. De huidige verordening,
welke ten ieze overeenkomt met de bepalingen in de pensioenregeling voor
ministers en kamerleden en in de algemene burgerlijke pensioenwet, gaat uit
van een pensioentoekenning, hetzij op aanvrage van betrokkene, hetzij ambts
halve; de Ingangsdatum ligt niet vroeger dan één v':ar voor de datum van
de aanvrage, c.q. de ambtshalve toekenning van het pensioen.
Ook1' na herlezinning achten wij deze regeling te prefereren boven die van
de mc'.-1-verordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, waarin
de pensioentoekenning een eenzijdige verantwoordelijkheid van de gemeente
vormt en watrbij zij na een te late toekenning een pensioen over een lange
reeds voorbije periode zou moeten uitbetalen.
In bijzondere gevallen zou mogelijkerwijs de formele toepassing van de
artikelen 53 en 54 tot een niet te aanvaarden hardheid kunnen leiden.
In navolging van bepalingen, voorkomende in de A.O.W., de A.W.W. en de
W.A.O., welke primair eenzelfde regeling van de ingangsdatum kennen als
de uitkerings- en pensioenverordening wethouders 1971stellen wij U
voor een mogelijkheid tot afwijking van die ingangsdatum in de verorde
ning open te houden.
Wij menen de bevoegdheid daartoe aan Uw raad te moeten voorbehouden.