■r
bij bijlage nr. 216
-3-
Koofdstuk IV
Het algemeen bestuur
De samenstelling van het algemeen bestuur
Artikel 7
1. De raad c.q. het algemeen bestuur van elke deelnemer wijst een lid en een
plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan. Het plaatsvervangend
lid treedt in het geval hij vervangt, in de rechten en verplichtingen van
het lid.
2. Tot lid of plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur kan alleen worden
aangewezen een lid van de raad of de burgemeester der gemeente respectieve
lijk een lid of de voorzitter van het algemeen bestuur van het waterschap.
Artikel 8
1Het lidmaatschap en het plaatsvervangend lidmaatschap van het algemeen
bestuur zijn onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar door of
vanwege het C.B.T. aangesteld, of daaraan ondergeschikt. Onder ambte
naar wordt ook verstaan, hij die op de overeenkomst naar burgerlijk recht
werkzaam is.
2. De artikelen 23,24 en 26 onder a en c. van de gemeentewet, alsmede arti
kel ¥9, lid 1 en 2 van de Kieswet zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 9
1De zittingsduur van de leden en de plaatsvervangende leden van het alge
meen bestuur valt samen met de zittingsduur welke geldt voor de leden
van de gemeenteraad. Zij kunnen terstond opnieuw als zodanig worden aan
gewezen.
2. Leden en plaatsvervangende leden van het algemeen bestuur kunnen te allen
tijde ontslag nemen door kennisgeving daarvan aan de voorzitter.
3. Behoudens het bepaalde in het 4e lid van dit artikel houden leden en
plaatsvervangende leden van het algemeen bestuur, die de hoedanigheid
verliezen op grond waarvan zij zijn aangewezen, op lid onderscheidenlijk
plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur te zijn.
4. De raad c.q. het algemeen bestuur van het Waterschap kan de in art. 7,
lid 1, bedoelde aanwijzing te allen tijde intrekken. Over een daartoe
strekkend voorstel, dat schriftelijk moet worden gedaan, kan evenwel
eerst worden beraadslaagd en besloten, nadat tenminste veertien dagen
verstreken zijn tussen de datum van verzending en de datum van de
vergadering, waarin het voorstel aan de orde wordt gesteld.
5. Hij, die als lid of plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur ontslag
neemt of moet aftreden overeenkomstig het bepaalde in het eerste of
tweede lid, blijft zijn functie waarnemen totdat zijn opvolger is aan
gewezen.
Artikel 10
Indien anders dan wegens periodieke aftreding een plaats van een lid of van
een plaatsvervangend lid in het algemeen bestuur openvalt, ^jeeft het bestuurs
orgaan, bedoeld in artikel 7, lid 1, daarvan kennis aan de voorzitter en
zorgt zo spoedig mogelijk voor aanwijzing van een nieuw lid c.q. plaats
vervangend lid van het algemeen bestuur.
I