bij bijlage nr. 223
-2-
c. het xïinnen van bosstrooisel of mos;
d. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen en
parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere opper™
vlakteverhardingen, uitgezonderd de werkzaamheden welke
zijn voorzien in een beheersplan van het staatsbosbeheer
en de normale onderhoudswerkzaamheden op eigen erf of
-tuin;
e. het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden welke wijziging
van de waterhuishouding of de xiraterstand beogen of ten ge
volge hebben;
f. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse leidingen en
van recreatieve voorzieningen, uitgezonderd het aanbrengen
van eenvoudige voorzieningen als een bank, afvalbak of
wegwijzer, met dien verstande dat geen aanlegvergunning is
vereist voor:
1voorzieningen die noodzakelijk zijn voor of verband
houden met het beheer van het natuurgebied;
2. voorzieningen, die gericht zijn op de instandhouding van
de landschappelijke of natuurwetenschappelijke waarden
van de gronden;
3. voorzieningen, die noodzakelijk zijn voor of verband
houden met de uitoefening van het bosbouwbedrijf, dan wel
de uitoefening van het agrarisch bedrijf, indien en
voorzover deze uitoefening reeds plaats vond op het
tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit;
g. het opslaan of storten van al dan niet afgedankte of aan
hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen
of produkten, alsmede het aanleggen van opslag-, stort-
of bergplaatsen, behoudens voorzover een en ander noodza
kelijk is in verband met:
1het beheer, gericht op de instandhouding van de land-
schappelijke of natuurwetenschappelijke waarde van de
gronden of de uitoefening van het bosboux^bedrijf en
een en ander bovendien niet betreft afgedankte of aan
hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen,
stoffen of producten;
2. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, indien en
voorzover deze bedrijvigheid reeds plaats vond op het tijdstip
van inwerkingtreding van dit besluit;
h. het opslaan van gebruikte, dan wel niet geheel of ten dele
uit gebruikte onderdelen samengestelde rij-, voer- en vaar
tuigen welke al dan niet bruikbaar zijn en al dan niet aan
hun bestemming zijn onttrokken;
i. het inrichten van de gronden als standplaats voor tenten,
caravans of andere onderkomens ten behoeve van weekend
of vakantieverblijf;
j. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële
doeleinden;
k. het bebossen van gronden die op het tijdstip van irorerking-
treding van dit besluit niet als bosgronden konden worden
aangemerkt