- het innemen van een standpunt ten aanzien van de vraag, of
een gecentraliseerde of eer. gedecentraliseerde huisvesting
van het gemeentelijk apparaat de voorkeur verdient. Wel
licht ten overvloede merken wij op, dat deze vraag niet
alleen vanuit een bedrijfsorganisatorisch standpunt moet
worden beantwoord, doch dat ook de steöebouwkunöige as
pecten terzake een belangrijke rol zullen moeten spelen;
- het aangeven van de mogelijkheden met betrekking tot de
plaats van vestiging; wij merken hierbij op, dat mogelijke
vestigir.gspunten getoetst dienen te worden aan de resul
taten van het thans aan de gar.g zijnde binnenstadsonder-
zoek;
- het opstellen van de nodige programma's van eisen;
- het aangeven van mogelijke faseringen in de realisering,
zulks binnen het kader van de gegeven urgenties; in dit
opzicht zullen niet alleen de organisatorische, doch ook
de financiële overwegingen oen rol speler.;
- hot opstellen van planningen voor zowel do voorbereidende
als de uitvoerende fasen;
- het uitspreken van een voorkeur met betrekking tot de wijze,
waarop de eventuele nieuwbouw zal worden gerealiseerd: eigen
bouw, bouw door een belegger met een langdurige huur etc.;
- het adviseren met betrekking tot do financiële aspecten
van de huisvestingsproblematiek en van de geadviseerde
oplossingen;
- indien voor nieuwbouw wordt geopteerd, het aangeven van
mogelijke bestemmingen voor de thans in gebruik zijnde
gebouwen;
- het adviseren met betrekking tot de gewenste inspraak
procedure;
- het adviseren met bet'rekking tot architectenkeuze etc.
Rcsur-5
Indien Uw raad kan ir.3temmen met de hiervoren onder 3.
gestelde conclusie, stellen wij U voor;
A. te besluiten tot intrekking van de raadsbesluiten, genoemd
in het onder 1.A, gegeven historisch overzicht, indien en
voorzover deze besluiten betrekking hebben op de voorge
nomen realisering van het civic-center-plan, zoals dit
plan met name in november 1966 (zie 1 .A., sub k) is aun-
.vaard, de vaststelling van de plaats van vestiging en
de aanwijzing var. architecten;
2. te besluiten, dat het in november 1969 gevoteerde krediet,
groot 3.500,wordt verlaagd tot het bedrag der werke
lijke uitgaven ten laste van dit krediet, zijnde j' 7.'67,76;