bijl. nr. 260
1 e .vervolg)
-6-
3. Overwegend - dat de keuze tussen sluitende of niet slui
tende begroting door vele en functioneel zeer verschillende
overwegingen wordt bepaald - dat, nog afgezien van de functio
nele wanordelijkheid waar de Culturele Raad zich aan te
buiten heeft gegaan - bovendien geacht moet worden dat ge
noemde Culturele Raad niet of nauwelijks competent geacht
moet worden -tot het doen van een dergelijke uitspraak.
Bent U het daarmede eens?
AI.'TVOORD i\
Ter beantwoording van Uw bij brief van' 25 mei 1973 gestelde
vragen overeenkomstig artikel 40 van het reglement van orde
naar aanleiding van een artikel in "De Stem" van 25 mei j.l.
kunnen wij U het volgende mededelen:
1In de vergadering van de Culturele Raad van dinsdag 22 mei
j.l. heeft de ambtelijk secretaris een toelichting gegeven
op de nieuwe budgetmethode, die bij de voorbereiding van
de begroting 1974 wordt gehanteerd. Bij die gelegenheid
heeft hij tevens vermeld dat de financiële capaciteit voor
1974 aanmerkelijk lager ligt dan aanvankelijk was voorzien.
Hij heeft zich daarbij o.m. gebaseerd op ons voorstel aan Uw
raad met betrekking tot de budgettaire capaciteit en de me
thode van de budgetverdeling in het algemeen en de te volgen
werkwijze met betrekking tot de samenstelling van de begro
ting 1974 in het bijzonder (1973 - bijl. no. 119).
De secretaris heeft deze toelichting gegeven omdat het te-
gen de achtergrond van het voor de sector cultuur toegewezen
volume 1 974 naar de mening van het dagelijks bestuur weinig
zinvol leek de Culturele Raad op dat moment te betrekken
bij de voorbereiding van de begroting 1974, onderdeel cultuur,
zoals was toegezegd.
Ilij heeft daarbij als zijn persoonlijke mening naar voren
gebracht, dat het met het toegewezen volume onmogelijk is
een aanvaardbare begroting voor de sector cultuur samen te
stellen. Een eventuele beleidsombuiging zou zijns inziens
in ieder geval gefaseerd moeten plaatshebben o.a. omdat