"bijl. nr. 282
-10
2. Is het het college bekend of dat bij ongewijzigde vaststelling van
deze verordening haar civiele processen wachten?
3* Lijkt het het college niet verstandiger eerst de verordening te
wijzigen en opnieuw aan de raad ter beoordeling voor te leggen?
4. Is het college bereid in het onderhavige geval niet van haar be-
roepsrecht gebruik te maken?
5. Indien het college van mening is toch in beroep te moeten gaan is
zij dan bereid om deze mening te toetsen aan het gevoelen van de
raad of stelt.zij zich op het standpunt dat een eenmaal verleende
delegatie niet meer voor discussie in aanmerking komt?
ANTWOORD
Ter beantwoording van de door U op grond van het bepaalde in artikel
40 van het reglement van orde voor de gemeenteraad gestelde vragen
delen wij U het volgende mede:
1het besluit van gedeputeerde staten, waarbij goedkeuring wordt ont
houden aan het besluit van de raad tot vaststelling van de "Taxi
verordening Breda 1973" zal op de gebruikelijke wijze voor de raad
bij de ingekomert stukken ter inzage worden gelegd.
2. Of ons bij ongewijzigde vaststelling van de verordening civiele
processen wachten, is ons college niet bekend.
3. Hot besluit van de raad van 15 maart j.l. tot vaststelling van de
taxiverordening is rechtsgeldig tot stand gekomen. De overwegingen
van gedeputeerde staten, die tot het onthouden van goedkeuring aan
dat besluit hebben geleid, zijn naar onze nog voorlopige mening niet
van dien aard, dat fundamentele wijziging van de verordening nood
zakelijk is.
Het opnieuw ter beoordeling aan de raad voorleggen van een gewijzigde
verordening achten wij thans niet opportuun.
4. Wij achten het onze plicht om - waar wij met de uitvoering van raads
besluiten zijn belast - eerst na te gaan of het verantwoord is van
het besluit van gedeputeerde staten in beroep te gaan om zodoende
te trachten, dat het onderhavige besluit van de raad alsnog rechts
kracht zal krijgen. Ket dit onderzoek zijn wij bezig.