bijl. nr. 282 -12- 5. Indien het college van mening i3 toch in beroep te moeten gaan is zij dan bereid om deze mening te toetsen aan het gevoelen van de Raad of stelt zij zich op het standpunt dat een eenmaal verleende delegatie niet meer voor discussie in aanmerking komt? ANTWOORD Ter beantwoording van de door V op grond van het bepaalde, in artikel 40 van het reglement van orde voor de gemeenteraad gestelde vragen delen wij IJ het volgende mede: 1het besluit van gedeputeerde staten, waarbij goedkeuring wordt onthouden aan het besluit van de raad tot vaststelling van de "Taxiverordening i Breda 1973" zal op de gebruikelijke wijze voor de raad bij de ingekomen stukken ter inzage worden gelegd. 2. Of ons bij' ongewijzigde vaststelling van de verordening civiele proces- sen wachten, is ons college niet bekend. 3. Het besluit van de raad van 15 maart j.l. tot vaststelling van de taxi- verordening is rechtsgeldig tot stand gekomen. De overwegingen van gede puteerde staten, die tot het onthouden van goedkeuring aan dat besluit hebben geleid, zijn naar onze nog voorlopige mening niet van dien aard, dat fundamentele wijziging van de verordening noodzakelijk is. Eet opnieuw ter beoordeling aan de raad voorleggen van een gewijzigde verordening achten wij thans niet opportuun. 4. Wij achten het onze plicht om - waar wij met de uitvoering van raadsbe sluiten zijn belast - eerst na te gaan of het verantwoord is van het be sluit van gedeputeerde staten in beroep te gaan om zodoende te trachten, dat het onderhavige besluit van ae raad alsnog rechtskracht zal krijgen. Met dit onderzoek zijl wij bezig. 5. De raad heeft destijds, besloten de bevoegdheid tot het instellen van be roep tegen administratieve beslissingen aan ons college te delegeren op voorwaarde, dat indien van dat recht gebruik gemaakt wordt, daarvan in de eerstvolgende vergadering van de raad verslag wordt gedaan. (De raad heeft deze bevoegdheid gedelegeerd in verband met de korte beroepstermijn - in het algemeen 30 dagen - welke bij deze zaken geldt). Wij achten het in strijd met het karakter van de deJ^jatie als bij mogelijke incidentele hantering van de delegatie vooraf het gevoelen van de raad zou moeten worden ingewonnen. Aan de bij de delegatie gestelde voorwaarde zullen wij voldoen door - indien tot in beroep gaan wordt besloten - in de eerst volgende vergadering van de raad het beroepschrift voor de leden ter visie te leggen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 1292