bijlage nr. 320
-3-
Hocfdstuk III.
Se keuzo van m rronislng.
Grondslagen.
In het in 1968 bij de Tweede Kamer ingediende wetsontwerp waren geen grondslagen
voor de heffing van de onroerend-goedbelastingen opgenomen. De gemeenten zouden
halve volkomen vrijzijnin de keuze van de grondslag. Destijds wa3 de regering,
blijkens de necorie van toelichting van mer.irg: "dat de gemeenten zouden (kunnen
gaan «eiker, met een zeer eenvoudige maatstaf ontleend aan do oppervlakte wat de
gronden betreft en aan de vloeroppervlakte of inhoud wat de gebouwen betreft.
.Eventueel zou daarbij een differentiatie kunnen worden toegepast al naar gelang
van de bestemming van gronden of gebouwen".
Bij de behandeling van hot wetsontwerp in de Tweede Kamer r.ijr. bij deze mogelijk
heden van heffingsgrondslag vele vraagtekens gezet.
De kritiek van de Tweede Kamer heeft de regering ertoe gebracht bij de vijfde
Nota van Wijzigingen enige ingrijpende veranderingen in het wetsontwerp aan te
brengen. De op basis van het oorspronkelijke wetsontwerp be3taar.de vrijheid met
betrekicing tot de keuze van do grondslag werd aanzienlijk beperkt; de gemeente
werd slechts de keuze gelaten tussen do grondslag waarde in het economische ver
keer en de grondslag oppervlakte.
Aan laatstgenoemde grondslag werd de eis verbonden, dat op de oppervlakte ver-
nonigvuldiging3cijfero moesten worden toegepast voor aard, liggii.g, kwaliteit er.
soort gebruik, zulks ten einde op benaderende wijze rekening te houden net waar
deverschillen in het economische verkeer.
Deze grondslag wordt hierna aangeduid als de grondslag "oppervlakte met waarde-
coëfficiönten".
Aldus gewijzigd is het wetsontwerp door de Kamer aanvaard.
Dit betekent dat thans in de wet twee grondslagen zijn vastgelegd waartussen de
gemeenten zullen moeten kiezen, te weten:
- de grondslag waarde in het economische verkeer;
- de grondslag oppervlakte act waarde-coëfficiër.ten.
Hierbij zij opgemerkt, dat de gebruikersbelasting en de eiger.arenbelasting naer
dezelfde grondslag moeten worden geheven.
De beide grondslagen hebben gemeen, dat het voor oen bepaald onroerend goed te
betalen belastingbedrag - zij het op verschillende benaderingswijze - gerelatee
is aan de waarde van dat onroerend goed.