bij bijlage nr. 320 -3- 4. Bij toepassing van het eerste lid blijft buiten aanmerking de invloed welke de bouw of verbouwing van een gebouwd eigendom hoeft op de waarde in het economische verkeer van het gebouwde onroerend goed, zolang die bouw of die verbouwing nog niets is voltooid of geen voltooiingsverklarirg is afgegeven, dan wel zolang dat gebouwde eigendom nog niet gereed is gekc:. en voor feite lijk gebruik overeenkomstig de bestemming die met de bouw of verbouwing worst beoogd. 5. Indien met betrekking tot eon onroerend goed de bouw__of de v.r.bouwing van een gebouwd eigendom nog niet is voltooid, doch wel zover is gevorderd dat een gedeelte daarvan in feitelijk gebruik kan worden genomen overeenkomstig de bestemming die met die bouw of die verbouwing voer het gel ele gebouwde eigendom wordt beoogd, wordt bij het vaststellen van de heffingsgrondslag de invloed welke die bouw of die verbouwing heeft op de waarde in het economisch verkeer voor dat onroerende goed, in aanmerking genomen, voo. zover deze kan worden toegeschreven aan het voor feitelijk gebruik gereed gekomen gedeelte. Voor zoveel nodig is voor de waardering vun evonbeuoeld gedt' Ito het tweede lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat vtor de in dat lid bedoelde waarde in het economische verkeer van het gebouwde ei gendom in de plaats treedt de onderstelde waarde in het economische verkeer welke aan het gebouwde eigendom zou moeten worden toegekend, indien de bou-, of de verbouwin reed3 geheel was voltooid. 6. In afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste lid wordt ten aanzien van gebouwde eigendommen met inbegrip van de ondergrond en vt'n hun gebouwde en ongebouwde aanhorigheden, welke eigendommen tot woning dienen en deel uit maken van op de voet van de natuurschoonwet 1923 (stbl. 63) aangewezen land— goederen, de waarde in het economische verkeer bepaald met inachtneming van een onderstelde verplichting om die goederen gedurende een t: jdvak van 25 jaren als zodanig in stand te houden en geen opgaand hout te vellen anders dan volgens de regelen van normaal bosbeheer noodzakelijk of gebruikelijk is. Artikel 5. De heffingsgrondslag wordt vastgesteld naar de toestand bij het begin van het belastingjaar. 3elastlnptarlef Artikel 6. 1. Voor elke volle 3.000,van do heffingsgrondslag bedraagt de belasting be doeld in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 1485