bijl. nr. 322
verkavelen, dat daarop drie woningen kunnen worden gebouwd. Het aan
reclamanten toebehorende perceel is than3 bestemd voor tuin. Het
bestemmen van dit perceel in het herziene plan voor het bouwen van
een woning is dan ook reed3 belangrijk gunstiger dat de thans geldende
bestemming. Van een intensievere verkaveling is zoals boven reeds
vermeld afgezien ten einde de tegenstrijdige belangen zo goed moge»
lijk in evenwicht te houden.
Aan het bezwaar van appellanten kan derhalve niet worden tegemoet
gekomen.
ad 4.Appellanten maken bezwaar tegen de bestemming "woningbouw" van het
ten westen van het Montenspark gelegen binnenterrein. Appellanten
zijn eigenaren van percelen, welke gedeeltelijk dit binnenterrein om
sluiten. Zij achten bebouwing van dit binnenterrein ongewenst en zijn
van -oordeel, dat de in artikel 21 van voorschriften ingebouwde moge
lijkheid om via de procedure als vermeld in artikel 11 van de wet op de
ruimtelijke ordening het terrein juridisch bouwrijp te maken in de
gegeven situatie niet past in dit bestemmingsplan.
Als bezwaren tegen bebouwing wordt aangevoerd het verdwijnen van het
rustige genot van hun tuinen en het verlies aan privacy. Verder voeren
appellanten aan, dat het opnemen van de procedure van artikel 21 van
de voorschriften geen zin heeft, daar het college van burgemeester en
wethouders het bestemmingsplan ten behoeve van het bebouwen van dit
terrein slecht3 kunnen wijzigen in overleg zoveel mogelijke met be
langhebbenden. De belanghebbenden alsmede hun afwijzend standpunt t.a.v.
het bebouwen van dit binnenterrein, zijn, aldus het bezwaarschrift,
thans immers reeds bekend. Appellanten verwijten ons ooilege, dat wij
erop uit zijn een mogelijkheid te scheppen om een bestemmingsplan te
wijzigen zonder dat de gemeenteraad daar iets over zal kunnen zeggpn.
Wij merken haf volgende op. Het betreffende binnenterrein is in het thans
vigerende bestemmingsplan bestemd voor de bouw van woningen. Deze be
bouwing kon echter niet worden gerealiseerd, omdat het terrein niet ont-r
sloten was in die zin, dat het bestemmingsplan geen ontsluitingsweg aan
gaf. Deze bestemming is met het manco van de uitweg in het herziene be
stemmingsplan ongewijzigd gehandhaafd. Wijziging van de bestemming in
b.v. tuin zou ons inziens onnodig de belangen van de eigenaresse van
de grond schaden. Bebouwing van deze gronden achten wij acceptabel.
Ontsluiting en realisering van de bebouwing willen wij thans mogelijk
maken op basis van artikel 11 van de wet op de ruimtelijke ordening,