aan c3e raad der
oemeente Breda
ivcz/76904
3 oktober 1 973
bijlage nr. 33
Voorstel van burgemeester en wethouders
tot het beschikbaarstellen van een aan
vullend subsidie in de restauratiekosten
van de panden Reigerstraat 1 t/m 11
Bij besluit van 20 augustus 1971, bijlage 232, heeft Uw raad in de restau
ratiekosten van de panden Reigerstraat 1 t/m 11 een subsidie toegekend
van 108.200,Op basis van de door het rijk als subsidiabel erkende
kosten ad 541.000,was de subsidie-opzet als volgt:
rijk 60/° van 541 .ooi,— 324.000,—
provincie 1652 van 541 .000,86.500,
gemeente 205» van 541.000,108.200,
Ten aanzien van de hoogte van het provinciaal subsidie merken wij het
volgende op.
Tot do inwerkingtreding van de zogenaamde verfijningsregeling voor monu
mentenrestauraties in 1965, bedroeg het provinciaal aandeel in restauraties
maximaal 165» van de door het rijk als subsidiabel erkende kosten. Nadien
is het provinciaal subsidiepercentage teruggebracht tot maximaal 10.
Bij de opzet van de subsidieverdeelsleutel bij deze restauratie zijn wij
uitgegaan van een provinciaal subsidiepercentage van 16, waarbij wij ons
hebben laten leiden door de overweging dat dit percentage gehandhaafd zou
blijven voor die restauraties, waarvoor van rijkswege voor 1 januari 1965
een positieve beslissing ten aanzien van het toekennen van rijkssubsidie
was opgenomen. In het onderhavige geval heeft de staatssecretaris van het
voormalige ministerie van Onder-wijs, Kunsten en Wetenschappen op 4 januari
1964 een principiële subsidietoezegging gedaan. Het provinciaal bestuur stelt
zich echter op het standpunt dat niet het jaar van de prir.cipo toezegging,
doch het jaar waarin de subsidiabele restauratiekosten worden vastgesteld,
in casu 16 december 1966, als csriterium geldt, omdat het effect var. eerder
aangehaalde verfijningsregeling in werking treedt in het jaar, volgend op
dat, waarin de minister het bedrag der subsidiabele kosten heeft vastge
steld.