bijl. nr. 337
-2-
Het bouwplan waarvoor de vergunning is geweigerd is om advies
gezonden naar de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragenin
gesteld door de gewestelijke raad van het landbouwschap voor
Noord-Brabant, te Tilburg. Deze commissie heeft tot taak om op
verzoek van de gemeentebesturen te beoordelen of nieuwe bouw
aanvragen in het agrarisch gebied betrekking hebben op reële
agrarische bedrijven. Ten aanzien van het onderhavige bouwplan
gaf de commiss.ie als haar oordeel te kennen, dat de te bouwen
woning niet geacht kan worden uitsluitend te zullen dienen ten
behoeve van een agrarische bedrijf*).
Ter vermijding van nisverstand zij erop gewezen, dat voornoemd!.*
tweede weigeringsgrond niet betreft de architectonische opzet
van het plan, dat wel landschappelijk aangepast is en uit dien
hoofde ook positief is beoordeeld door de welstandscommissie.
Verder menen wij dat er bij vele mensen de misvatting bestaat,
dat voor agrarische c.q. quasi agrarische bouwaanvragen ver
gunning dient te worden verleend, indien de bouwplannen en de
bouwpercelen voldoen aan de maten en normen vermeld in het be-J
st emmingsplan
Uitgangspunt is echter, dat alleen woningen en ander gebouwen,
uitsluitend ten dienste van een agrarisch bedrijf, mogen worden
opgericht.
Onder bedrijf dient te worden verstaan een bedrijf in economische
zin, zodat in het agrarisch gebied slech/ts nieuwe bedrijfsmatig
uitgeoefende bedrijven op basis van rendements - en winststreven
kunnen worden toegelaten. Het toelaten van woonbebouwing t.b.v.
het bedrijven van enige agrarische activiteit, zou immers kunntJ
leiden tot het ongerijmde, dat het gehele agrarisch gebied ver
snipperd en bebouwd zou kunnen worden, waarbij praktisch alleen
de eis zou gelden van het beschikken over 1 ha grond.
Ofschoon de gemeentebesturen op grond van artikel 10, lid 1 van de
wet op de .ruimtelijke ordening geen voorschriften mogen geven
t.a.v. de structuur van de agrarische bedrijven, mag de opzet wel
een rel spelen bij de vraag of al dan niet sprake is van een reëel
agrarisch bedrijf.
De bedoeling van aanvrager blijkt niet uit de bouwaanvrage en het