5. Ontwikkeling naast de hinderwet. Zoals gesteld zijn er de laatste jaren wetten van kracht ge worden, die het mogelijk maken naast het hinderwetbeleid een meer gerichte milieubescherming te realiseren. Deze wetten nemen bepaalde onderdelen, die voor "het milieu - vooral in makro-tochnische zin - van zeer groot belang zijn uit de werkingssfeer van de hinderwet. Wij doelen op de bescherming •van de kwaliteit van het oppervlaktewater, van de lucht en de bodem. Aan deze milieu-factoren menen wij afzonderlijk aandacht te moeten wijden. A. De kwaliteit van het oppervlaktewater Op 1 december 1970 trad in werking de wet verontreiniging oppervlaktewater, die uitgaat van drie grondbeginselen: a. ccn ve.rgunningensysteem ten aanzien van lozingen op oppervlaktewater b. het adagium: de vervuiler betaalt; c. het vaststellen van een provinciaal zuiveringsplan. ad a .Ingevolge de wet worden lozingsvergunningen verleend door de instantie, die met het kwaliteitsbeheer van het opper vlaktewater is belast. Sommige oppervlaktewateren - ook binnenwateren - staan (nog) onder kwaliteitsbeheer van het rijk (b.v. de bekende Dongemond), terwijl de overige opper vlaktewateren onder kwaliteitsbeheer van gedeputeerde staten van de provincie zijn gebracht.Krachtens artikel 5 van de f wet hebben provinciale staten van Noord-Brabant de kwali teitszorg over het oppervlaktewater - niet zijnde "rijks water" - opgedragen aan een aantal waterschappen. Voor het gebied van de provincie, ten westen van de lijn Waalwijk - Tilburg - Baarle-Nassau - is hiervoor ingesteld het water schap Vest-Brabantdat dus het beleid op het terrein van lozingsvergunningen voert. Dit vergunningenbeleid is met name opgedragen aan .het dagelijks bestuur van dit water schap.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 1736