bijl. nr. 380
-2-
4. alleen medewerking aan oplossing die geon enkele financiële conse
quentie voor do gemeente heeft.
Tijöer.3 de discussies in de februari-vergadering zijn de bovenvermelde
voorwaarden van do zijde van ons college nog wat duidelijker en/of go-
nuanceerder uitgesproken dan wel geamendeerd, in welke geest zij ook
door U zijn begrepen en aanvaard.
Zr. gelijke volgorde mogen wij een en ar.der aldus nog releveren.
1. Eet gaat in casu niet om besprekingen of vergaderingen, die niet in
strijd zijn met de openbare orde; dat zou een vanzelfsprekende zaak
zija. Pedoeld is dat de gemeente nimmer zal kunnen meewerken aan het
vinden van een oplossing of het scheppen van een situatie, die in
strijd zou zijn met de openbare orde en de veiligheid of deze in ge
vaar zou kunnen brengen.
2. Wat dit betreft menen wij vooral, dat het in stand houden dan wel
opnieuw creëren van een onleefbare wijk niet van gemeentewege in de
hand mag worden gewerkt.
Met name betekent dit concreet, dat wij verzekerd moeten zijn van een
reëel en verantwoord beleid voor wat betreft de bezetting van de wo
ningen, b.v. niet dén zelfde categoric mensen in deze wijk samenbrengen en
ook dat er minimale voorzieningen getroffen moeten worden om deze wijk
niet zoals voorheen geïsoleerd te laten voortbestaan.
3. Ongeacht hetgeen er met deze wijk gaat gebeuren moet de gemeente ener
zijds ervoor waken, dat niet een situatie ontstaat welke zich niet
verdraagt met de bepalingen van de bouwverordening, doch anderzijds
moot het niet zo zijn, dat wij met de bouwverordening in de hand elke
oplossing onmogelijk naken.
4. Ket de term "geen enkele financiële consequentie voor de gemeente"
lijkt deze voorwaarde mogelijk wat sterk uitgedrukt, doch wij mogen
ter zake uit de notulen van meergenoemde vergadering citeren "dat het
van slecht beleid zou getuigen indien het (college) woningen waar nu
een ander de verantwoordelijkheid voor draagt, zou overnemen en in
dien het zich op voorhand zou verplichten tot het doen van financiële
uitgaven".
Vanzelfsprekend in dit standpunt ingegeven zowel door de budgettaire
positie van de gemeente in het algemeen als door de zorgen voor het
renoveren en opknappen van het eigen woningbezit.