bij bijlage nr. 68 Paragraaf 3 Muziek en andere vermakelijkheden Artikel 27 1 De beheerder, die voornemens is in zijn inrichting of in een onderdeel daarvan enige vertoning of verrichting, anders dan bedoeld in artikel 26, tot ontspanning of ten vermake van bezoekers te geven of toe te laten, is verplicht daarvan tenminste viermaal 24 uur tevoren schriftelijk ken nis te geven aan de commissaris van politie. 2. Deze verplichting geldt niet voorzover artikel 1 van de Bioscoopwet of artikel 22 van de Drank- en Horecawet van toepassing is. Artikel 23 1Ket is de beheerder, zonder aan hem verleende vergunning van de burge meester, verboden op enigerlei wijze muziek of zang ten gehore te brengen of toe te laten, dat zodanige muziek of zang ten gehore wordt gebracht. 2. Eet bepaalde in hot eerste lid geldt niet voorzover artikel 1 van de- Bioscoopwet of artikel 22 van de Drank- en Horecawet van toepassing is. Artikel 29 1 Op een aanvrage om vergunning als bedoeld in artikel 28 wordt binnen oen maand nadat deze is ingekomen een beslissing genomen. 2. Indien niet binnen de in het eerste lid gestelde termijn wordt beslist, wordt de vergunning geacht te zijn geweigerd. 3. Hen vergunning wordt voor de duur van ten hoogste één jaar verleend; in de vergunning wordt vermeld eet welke middelen de muziek ten gehore wordt gebracht. 4. Een vergunning kan onder voorwaarden en beperkingen worden verleend. 5. Indien muziek ten gehore wordt gebracht met andere middelen dan in de vergunning is aangegeven, dan wel één of meer voorwaarden of beperkin gen niet worden nageleefd, wordt de beheerder geacht zonder vergunning te hebben gehandeld. f Artikel ;0 Een vergunning als bedoeld in artikel 28 kan worden geweigerd indien 1de beheerder, binnen een tijdvak van één jaar, voorafgaande aan de datum, waarop de aanvrage om vergunning is ingekomen meer dan twee veroorde lingen heeft ondergaan terzake overtreding van artikel 28 dan wel artikel 29 juncto artikel 28. 2. do beheerder in de omstandigheid verkeert, dat te zijnen aanzien een zo danige vergunning, binnen het tijdvak van één jaar voorafgaande aan de datum waarop de aanvrage om vergunning is binnengekomen, is ingetrokken. 3. redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvrage vermelde in overeenstemming zal zijn, 4. gegrond vermoeden bestaat, dat de muziek welke ten gehore zal worden ge bracht hinder zal veroorzaken voor de bewoners van belendende of in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting gelegen percelen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 356