hij bijlage nr. 68
-2-
Koofdstuk IV Bewerking verstrekking sterke drank
Artikel 7 en 8 van de oude verordening zijn in het nieuwe artikel 11 samen
gevoegd. Er is geen beperking t.a.v. de drankverstrekking meer opgenomen
voor inrichtingen die gelegen zijn op een kampeer- of caravanterrein. Een be
heerder van een kantine op een kampeer- of caravanterrein die volledig vakbe
kwaam i3, moet geacht worden in staat te zijn de situatie in zijn inrichting,
te kunnen beheersen. Indien geen sterke drank kan 'worden verkregen, zal men
veelal zijn toevlucht nemen tot een naburig café. Ce gevolgen van overmatig
drankgebruik kunnen dan veel erger zijn. In artikel 12 is wat uitvoeriger
dan in de oude verordening ingegaan op de bepalingen omtrent ontheffing van.
de in dit hoofdstuk gestelde verboden en is terwille van de rechtszekerheid
tevens een mogelijkheid tot beroep opgenomen.
Hoofdstuk V Het dienst laten doen van vrouwelijk personeel
Eet dienst laten doen van vrouwelijk personeel is in deze verordening gerela
teerd aan de verstrekking van sterke drank. Daardoor is de bepaling niet meer
var. toepassing op eethuizen, gemeenschapshuizen, sportkantines e.d. waar uit
sluitend zwak-alcoholische drank wordt verstrekt. Het karakter van dit soort
inrichtingen laat zich duidelijk onderscheiden.
Van de bepaling kan worden gezegd, dat er een preventieve werking vanuit kan
gaan en zij in de praktijk haar r.ut heeft bewezen. Be voorschriften a.b.t.
het verlenen enz. van ontheffing, genoemd in het vorige hoofdstuk, zijn van
overeenkomstige toepassing verklaard.
Hoofdstuk VI Bar.sen
H.b.t. het dansen kan worden opgemerkt, dat de tot op heden gestelde eis van
100 m2 vloeroppervlakte voor een permanente dar.3vergunning nogal zwaar is.
De meeste gemeenten hanteren een norm van 70 of 80 m2. De eis van 70 m2, die
thans is opgenomen, is het minimum waarvoor onder de werking van het oude
dansbesluit ontheffing werd verleend.
Hoofdstuk VII Gebruiksvoorschriften
De voorschriften in dit er. in hot volgende hoofdstuk steunen, ir. tegenstell^
tot de bepalingen van de voorgaande hoofdstukken, die krachtens de Drank- cn
Horecawet zijn opgenomen, op artikel 168 van de gemeentewet.
In de praktijk is gebleken, dat de eis in de thans nog geldende verordening
van 10 lux verlichtingssterkte niet wordt nageleefd. De bezwaren richten zich
voornamelijk tegen het feit, dat dit ten ko3te gaat van de 3feer in de lokali
teit. Uit een steekproef is gebleken, dat een lichtsterkte van 7 lux enerzijds
een voldoende verlichting waarborgt en anderzijds de sfeer niet al te zeer
aantast. Zeker zo belangrijk als de verlichting in de lokaliteit is de ver
lichting in de toiletgelegenheden en de toegangen daartoe. De voorschriften
inzake de minimum verlichting ware derhalve ook op deze ruimten van toepas
sing te verklaren.
Hoofdstuk VIII Toezicht op horecabedrijven, cafetaria's e.d.
Paragraaf 1 A3 gemene Bsr-alingen
Het begrip inrichting heeft in dit hoofdstuk een belangrijke wijziging onder
gaan. In de thans geldende verordening was het gerelateerd aan de uitoefening
a Vht 1 f" lioi4- i\»f> y-»-fr n ■C r\-t" <ae>y> li A