-4- 2.3De verantwoordelijkheid voor het regime op de stortplaats. In artikel 5 van het contract is o.m. gesteld, dat het storten van vuil geschiedt onder directie van de N.V. Grontmij en in overleg met de directeur van het vervoerbedrijf. In de nu gekozen redactie wordt verwezen naar de voor de stortplaats verleende hinderwetsvergunning, zodat een objectief criterium voor handen is. Aan de directeur van het vervoerbedrijf viordt in deze niet langer een taak toebedeeld. 2.4. Qyerlwi jzirir.gen. Behalve de hiervoor omschreven wijzigingen is er sprake van aanpas singen van redactionele aard op grond van de huidige situatie. In de bijlage I zijn deze toegelicht. 3. De budgettaire consequenties van de gewijzigde overeenkomst. 1971:0o basis van het raadsbesluit van 24 juni 1971 is een voorschot be taald van 70.500, naar het aantal inwoners op 1 januari 1971 is de bijdrage te berekenen op: 122.068 x 0,739, te verhogen met 14$ omzet-- belasting 109.861,20 zodat nog verschuldigd is -il= Wij tekenen hierbij het volgende aan: Het voorschot van 70.500,was als volgt berekend: 19.000 m3 (boven de franchise van 40.000 m3) k 2,50 47.500, geraamde kosten stortbaas 23.000. De werkelijke kosten van de stortbaas hebben bedragen 27-872, Over de in 1971 aangevoerde hoeveelheid vuil boven 40.000 m3 lopen de berekeningen van partijen uiteen tussen rond 40.000 m3 (Grontmij en rond 25.000 m3 (gemeente), ofwel tussen een vergoeding van ƒ100.000 en een van ƒ62.500, .Hetoverleg heeft geleid tot een bedrag van ƒ81.250 Verhoogd met de kosten van de stortbaas wordt het eindbedrag dan 81.250,27.872,109.122,Door enkele afrondingsver schillen is het bedrag van 109.861,20 als afrekening over 1971 te verklaren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 816