bij bijlage nr. 194
-2-
öe opdracht zouden willen hanteren een grote mate
van overeenstemming bestaat.
In de eerste plaats is het duidelijk, dat een zuiver
strukturele benadering van de samenwerkings-problemen
weinig perspektief biedt. Er bestaat verder geen
twijfel over, dat de ontwikkeling van nieuwe vormen
van hulpverlening niet op een abstrakt-teoretische
manier kan gebeuren, maar alleen vanuit het praktisch
handelen en de ervaringen, die daarbij worden opge
daan. Vanuit deze opvatting kan ook de gedachte wor
den onderschreven, dat het wenselijk is een funktio-
naris voor dit werk in Breda en regio aan te trekken.
De vorm waarin dat gebeurt lijkt van secundair belang.
De enige eis, die gesteld moet worden is dat een der
gelijke funktionaris voldoende ruimte krijgt om zijn
taak te kunnen uitvoeren. Tegen die achtergrond is
de vraag gesteld of het op dit moment wel verstandig
is bedoelde funktionaris in een dienstverband onder
te brengen bij het K.I.M.W. Om het voorlopige karakter
van een aanstelling te aksentueren zou ook een andere
konstruktie gevonden kunnen worden. Daarbij is gedacht
aan de mogelijkheid om vanuit het provinciaal opbouw-
orgaan een medewerker beschikbaar te stellen en deze
te belasten met de uitvoering van de eerste fase van
de opdracht zoals deze in de motie aan de bij het
K.I.M.W. te stationeren funktionaris was toegedacht.
Op deze formule hebben alle bij het overleg betrokken
personen en groepen elkaar kunnen vinden. In het over
leg is in grote lijnen aangegeven wat de inhoud van
deze eerste werk-fase zou moeten zijn en welke opdracht
in dit verband aan ons instituut zou moeten worden ver
strekt.
Eerste_fase
De eerste fase zal vooral een verkennend karakter dra
gen. Nagegaan zal worden of en in hoeverre een ontwikke-
lingsfunktie in de gemeente Breda kan worden gereali
seerd en binnen welk kader zij moet worden geplaatst.
In dit verband dient ook duidelijkheid te worden verkre
gen omtrent de vraag wat precies onder een "ontwikke-
lingsfunktie" wordt verstaan. Wij hopen daarbij gebruik
te maken van de ervaringen, die wij met een ontwikke-
lings-model in de gemeente Helmond hebben opgedaan. Een
dergelijk model kan echter niet zonder meer op Breda
worden getransplanteerd. Het is namelijk sterk situatie
gebonden en zowel wat opzet als inhoud betreft afhanke
lijk van de lokale verhoudingen. Daarom achten wij een
onderzoek nodig naar de wijze waarop de verschillende
funkties in het (welzijnsjbeleid in Breda worden vervuld
en welke strukturen daarvoor zijn ontwikkeld. Het lijkt