aan de raad der gemeente Breda st/4/35296 Breda, 22 augustus 1974. Ingevolge de door de gemeente met de N.V. Kederlandse Spoorwegen d.d. 10/30 mei 1972 aangegane overeenkomst zal de gemeente voor rekening van partijen - volgens de verdeelsleutel &Oi - 19?# der kosten - aanleggen een stationsvoorplein met autobusstations, etc. etc., kortweg genoemd de reconstructie van het stations voorplein. Met het oog op de verwachte voltooiing van de hocg- spoorwerken en de bij het nieuwe station behorende restauratie omstreeks medio 1975 zal die reconstructie in de eerstvolgende maanden zijn beslag moeten krijgen. De voorbereiding van dit pro ject heeft echter geruime tijd gevergd, mede omdat daarover voortdurend overleg tussen U.S., gemeente, B.B.A. en P.T.T. r.odig was en uit dit overleg telkenmale wijzigingen resulteerden en moesten worden verwerkt. Recentelijk is nu overeenstemming bereikt tussen partijen, hetgeen inmiddels reeds heeft geleid tot perspublicaties. In Uw gewone vergadering in de maand september a.s. zullen U de betreffende plannen, voor de realisering waarvan toereikend krediet is gevo teerd bij de kredietversterking volgens Uw besluit d.d. 16 maart 1972, ter goedkeuring worden aangeboden. Hot nieuwe busstation voor interlokale B.B.A.-bussen is gesitueerd westelijk van de nieuwe restauratie, on wol tor plaatse waar zich nu de in- en uitrit aan de oostelijke kant van het P.T.T.-kantoor bevindt. Zodoende zal de P.T.T. dddr ernstige moeilijkheden gaan ondervinden bij het laden en lossen, terwijl het reserveren van een daartoe dienende strook uitgesloten is in verband met de noodzakelijke manoouvreeruimte voor de B.B.A.-bussen. Uit dien hoofde is nader overleg gepleegd tussen partijen, hetgeen heeft geleid tot de navolgende oplossing. Bij bijlage nr. 269 Voorstel van burgemeester en wet houders, betreffende enige als gevolg van de reconstructie van het stationsvoorplein ten behoeve van het P.T.T.-gebouw aldaar te treffen voorzieningen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1094