bijl. nr. 295
-2-
Reclamant is van oordeel, dat de bestemming van zijn per
celen niet vaststaat, omdat door de Kroon nog geen be
slissing is genomen op zijn bezwaarschrift, gedateerd 3
juli 1970 en gericht tegen het bestemmingsplan Princen-
hagc-West I, dat op 22 mei 1969 werd vastgesteld en hij
koninklijk besluit van 4 januari 1973 nr. 27 definitief
werd"goedgekeurd.
Uit informaties, door de inspecteur van de ruimtelijke
ordening* ingewonnen bij het ministerie van volkshuis
vesting en ruimtelijke ordening centrale afdeling juridische
zaken en bij het kabinet van de Koningin, blijkt, dat nimmer
een bezwaarschrift van appellant werd ontvangen.
Zoal3 vermeld is het voorliggende onteigeningsplan niet ge
baseerd op het bestemmingsplan Princenhage-West I 1969, maar op
het door Uw raad op 17 januari 1974 vastgestelde bestemmings
plan Princenhage-West I 1973. Tegen laatstgenoemd bestemmings
plan, dat ter goedkeuring bij gedeputeerde staten ligt,
heeft reclamant geen bezwaren ingediend.
Overigens kan er in dit kader op gewezen worden, dat het voor
het voeren van een administratieve onteigeningsprocedure geen
bezwaar is, dat het onderliggende bestemmingsplan nog geen
rechtskracht heeft. Sedert 1953 verleent de Kroon goedkeuring
op voorwaarde!!jke onteigeningsbesluiten, In het onteigenings
besluit wordt ingeval het onderliggende bestemmingsplan op het
moment van de vaststelling van het onteigeningsplan nog geen
rechtskracht heeft, de ontbindende voorwaarde opgenomen, dat
het onteigeningsbesluit vervalt, indien aan het bestemmingsplan,
dat aan het onteigeningsplan ten grondslag ligt, in hoogste
instantie goedkeuring mocht worden onthouden.
Ook in het voorliggende onteigeningsbesluit is een dergelijke
voorwaarde opgenomen.
Reclamant is in de tweede plaats van oordeel, dat er sprake is
van schending van artikel 17 van de onteigeningswet, omdat met