bijl. nr. 295
-3-
hem niet is onderhandeld om tot een minnelijke aankoop
van zijn percelen te konen.
In artikel 17 van de onteigeningswet wordt bepaald, dat de
onteigenende partij hetgeen onteigend moot worden 'bij
minnelijke overeenkomst tracht te verkrijgen.
De hoge raad interpreteert deze bepaling zo, dat de ont
eigenende partij, alvorens te dagvaarden - hetgeen i.e. eerst
kan geschieden indien de koninklijke goedkeuring op het
voorliggende ontéigeningsplan is verkregen en het bestemmings
plan Prlnoenhage-West I 1973, gelet op het bepaalde in bij
gevoegd concept-besluit, rechtskracht heeft - moet trachten
de in het onteigeningsplan opgenomen gronden bij minnelijke
overeenkomst te verwerven.
Met reclamant is reeds geruime tijd voordat het onderhavige
onteigeningsplan ter inzage werd gelegd, overleg gevoerd.
In aansluiting op dit overleg, waarin ook betrokken zijn de
percelen van de heer Krijnen, die gelegen zijn in het ontéige
ningsplan Princenhage-West II, is door de directeur van de
dienst openbare werken in het voorjaar van 1974 aan reclamant
een schriftelijk aanbod gedaan.
Voorts heeft reclamant bezwaar tegen het onteigeningsplan,
omdat hij zijn percelen in het onderhavige gebied wil inrichten
voor boomkwekerij. Deze percelen lenen zich naar zijn mening
uitstekend voor dit doel, te meer omdat het in de bedoeling
ligt om van zijn percelen een groenstrook te maken.
Naar aanleiding hiervan dient erop gewezen te worden, dat de
percelen van do heer Krijnen in dit gebied niet alleen voor
plantsoen- en speeldoeleinden zijn bestemd, maar ook voor oen
gezinshuizen klasse E2-B, meergozinshuizen klasse MI-4-BW en
openbare verkeorodooleindon.
De inspecteur van de ruimtelijke ordening is van mening, dat
in de strook lang3 de rijksweg goede geluiddempende voorzieningen
dienen te worden aangelegd. Het is naar zijn mening onwaarschijn
lijk, dat dan een boomkwekerij nog redelijk te exploiteren zou
zijn.