bijl. nr. 300
Nu een wijziging van de gemeenschappelijke regeling aan de orde is, verdient het
aanbeveling tegelijkertijd nog enkele andere redaktiewijzigingen te realiseren,
en wel als volgt:
3.1. Be commissie van advies, bedoeld in artikel 10 van de gemeenschappelijke rege
ling bestuut uit een voorzitter, zijnde de betrokken wethouder van de gemeente
Breda, en de burgemeesters van de kringgeceenten of een door hen aan te wijzen
vertegenwoordiger.
Ee kringgomeenten hebben zich unaniem uitgesproken voor een andere aanwijzings
procedure voor hun vertegenwoordigers in de commissie van advies. Naar de hui
dige inzichten wordt het juister geacht de gemeenschappelijke regeling op dit
punt te wijzigen als volgt: een lid van het college van burgemeester en wot-
houders van elke kringgemeente, uit hun midden aan te wijzen, welk lid bij
ontstentenis kan worden vervangen door een onder door hen aan te wijzen lid.
3.2. In artikel 7, 2e lid, van de gemeenschappelijke regeling is hot volgende be
paald
Be deelnemende gemeenten verplichten zich bij afkeuring de helft van het keur
loon in rekening te brengen, uitgezonderd voor een gestorven of in nood godood
slachtdier, indien de eigenaar daarvan niet tot afslachting wenst over te gaan
en do kouring3voearts hot dier zonder nader onderzoek kan afkeuren, in welk
geval geen keurloon zal worden geheven, respectievelijk het geheven keurloon
zal worden gerestitueerd.
Krachtens raadsbesluit van 18 oktober 1973 (bijlage no. 287»)is het gereduceerde
tarief voor afgekeurde dieren geheel vervallen.
Be redaktie van de gemeenschappelijke regeling is op dit punt aan te passen
door artikel 7, 2e lid, al3 volgt nader vast te stellen:
Be deelnemende gemeenten verplichten zich geen keurloon te heffen indien de
eigenaar van een gestorven of in nood gedood slachtdier niet tot afslachting
won3t over te gaan en de keuringsdierenarts het dier zonder nader onderzoek
kan afkeuren.