bij bijl. nr. 338
-2-
stelling is gevestigdter. behoeve waarvan in het laatst
aangevangen verbruiksjaar voorafgaand aan het belasting
jaar een hoeveelheid van 1000 of meer m3 water op het
gemeenteriool is geloosd.
Artikel 3.
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 onder 3 is,
indien een gebouw waarin een bedrijf, dienst of instelling
is gevestigd, in de loop van het belastingjaar in gebruik
wordt genomen, het rioolrecht verschuldigd voor zoveel
twaalfdedelen van het op jaarbasis berekende rioolrecht
als er in* het belastingjaar nog kalendermaanden overblijven.
2. Hij die in enig jaar ophoudt gebruiker van een gebouw te
zijn, is over dat jaar slechts zoveel twaalfdedelen van het
op jaarbasis berekende rioolrecht verschuldigd als er in
het belastingjaar kalendermaanden zijn verstreken, waarbij
een gedeelte van een maand voor een volle maand wordt ge
rekend
C-ror dsla.1-' der belastingen-
Artikel' 4.
1. Het rioolrecht, genoemd onder letter A van artikel 1 wordt
berekend naar de belastbare opbrengst, aangewezen in de
kadastrale leggers.
Indien de belastbare opbrengst niet in de kadastrale leggers
■ia aangewezen, wordt zij vanwege en op kosten van de gemeente
vastgesteld
2. Het rioolrecht genoemd onder letter B van artikel 1 wordt
geheven naar de hoeveelheid water dat door een bedrijf, dienst
of instelling is geloosd.
Voor de vaststelling van de hoeveelheid geloosd water wordt
als maatstaf aangehouden de door een bedrijf, dienst of in
stelling van een waterleidingbedrijf in het laatst aangevangen
verbruiksjaar voorafgaand aan het belastingjaar ingekochte
hoeveelheid water.