bijl. nr. 348
(ie vervolg)
-5-
en hun aanhorigheden te gebruiken in strijd met de bestem
ming, die zij blijkens hun constructie dan wel inrichting
hebben"
In gesprekken, welke wij met vertegenwoordigers uit de wijk
Ginneken hebben gehad, hebben wij toegezegd, dat door de
gemeente dit artikel nu dit in de bouwverordening is opge
nomen, in daartoe geëigende gevallen zou worden gehanteerd,
doch tevens hebben wij gesteld, dat toepassing van het 2e lid
in de praktijk zeker op problemen zou stuiten, omdat deze be
paling effect mist in die gevallen, waarin een bepaald gebouw
via een verplicht te verlenen bouwvergunning qua inrichting
en constructie eerst geschikt is gemaakt voor de uitoefening
van een horecabedrijf. Een gebruiksvoorschrift kan n.l.
niet gehanteerd worden om verzoeken om bouwvergunningen te
weigeren.
Intussen heeft de Hoge Raad (arrest 28 juni 1974) echter beslist,
dat artikel 352, lid 2, niet kan worden aangemerkt als een
planologische maatregel en dat de gemeente niet bevoegd is op
grond van artikel 72 van de wet op de ruimtelijke ordening
een dergelijke bepaling met een planologische betekenis vast
te stellen.
Deze uitspraak heeft tot gevolg, dut artikel 352, lid 2, als
bepaling van ruimtelijke ordening rechtskracht mist en alleen
nog kan worden aangemerkt als een bouwtechnische bepaling, welke
als zodanig ons inziens nauwelijks ruimte biedt voor toepassing.
VRAAG (gesteld in de raadsvergadering d.d. 21-10-1974)
De heer Crul
In de raadsvergadering van 24 november 1972 werd tijdens de
begrotingsbehandeling met algemene stemmen een motie over de
weg Breda-Baarle-Nassau aangenomen. In deze motie werd een af
wijzend standpunt tegenover de derde zuidelijke invalsweg inge
nomen; het betreft hier voor Breda de z.g. "omleiding Ulvenhout".
Mevrouw van Nes heeft hierover op 19 november 1973 vragen gesteld