bijl. nr. 388
-2-
subsidiëntencommissie schriftelijk* gevraagd het overleg
over Proloog in de subsidiëntencommissie te hervatten.
Het hernieuwd overleg is tot op heden zonder resultaat ge
bleven en het valt ook niet te verwachten dat dit her
nieuwd overleg tot een gezamenlijk standpunt zal leiden,
mede gezien de besluiten van provinciale staten, de gemeente
raad van Eindhoven en de gemeenteraad van Tilburg, waarop
in dit voorstel nader wordt teruggekomen.
ad. 3 Het definitieve standpunt over Proloog kan derhalve niet v
worden bepaald op basis van een uitspraak van de minister,
noch op een gewijzigd standpunt in het subsidiëntenoverleg
Als nieuw gegeven beschikken wij thans wel over de memorie van
toelichting op de begroting 1975 van het ministerie van cultuur,
recreatie en maatschappelijk werk.
In deze memorie van toelichting merkt de minister ten aanzien van
het toneelvraagstuk op dat hij "de verontrustende verschijnselen
van onzekerheid en zelfs de afbrokkeling" ongunstig moet uitleggen.
De ontwikkeling leidt er echter wel toe dat de gezelschappen
en groepen worden gedwongen tot een duidelijke keuze voor hun
wijze van functioneren. Het streven van de minister is erop ge
richt een onverantwoord verder afbrokkelen van het toneel tegen te
gaan.
Over de inrichting van het Nederlands toneelbestel heeft, aldus
de minister, een departementale werkgroep een nota voorbereid
die aan het landelijk subsidiëntenoverleg toneel zal worden aange-|
boden. De nota is het resultaat van de discussies, die de afgelopen
jaren over het toneelbeleid hebben plaatsgehad.
Het zal U uit het voorafgaande duidelijk zijn dat het ons ver
heugt dat de minister uiteindelijk een nota ter tafel brengt.
Op dit moment valt er nog niet te zeggen in hoeverre in deze nota
van een werkelijke en fundamentele wijziging van toneelbeleid sprake
zal zijn. Evenmin is ons bekend hoe wordt gedacht over de verant
woordelijkheid van de verschillende overheden.