bijl. nr. 389 -6- Is het college met ons van mening dat hier sprake is van een grove vergissing van het energie- en waterbedrijf? 4. Is het college met ons van mening dat op grond van hoven- staande gegevens deze brief als niet geschreven beschouwd moet worden? 5. V/elke maatregelen denkt het college te nemen om tot een duidelijke objectieve voorlichting van gewetensbezwaarden te komen? ANTWOORD 1Het energie- en waterbedrijf heeft in het door U omschreven geval - ongewild - onjuist gehandeld. In afwachting van a. de uitspraak in cassatie bij de Hoge Raad inzake een geval van afsluiting op grond van een "Kalkar-weigering" b. nadere mededelingen van de Minister van Economische Zaken, is opdracht gegeven niet tot afsluiting van elektriciteit bij "Kalkar-weigeraars" over te gaan. Door een abuis is de openstaande kwitantie van de heer van Gorp, die inderdaad alleen betrekking heeft op de "Kalkar heffing" 1973/1974, gevoegd bij andere kwitanties, die betrek king hebben op gevallen van notoire wanbetaling. Daarmede is - derhalve ten onrechte - de door U gewraakte procedure in gang gezet. Op 10 oktober 1974 heeft mevrouw van Gorp het energie- en water bedrijf informaties gevraagd inzake het - ten onrechte - be zorgde formulier. Vanwege het energie- en waterbedrijf is haar v/ onmiddellijk medegedeeld, dat er van een misverstand sprake wa3 en dat het formulier kon worden vernietigd. 2. De kosten van afsluiting en weder-aansluiting zijn afhankelijk van te maken manuren en bijkomende kosten. In ongunstige om standigheden kunnen deze kosten wel oplopen tot 1.200, daarvan kan sprake zijn als zowel gas als elektriciteit moeten worden afgesloten buiten de woning. De voorschriften worden in de - sporadisch voorkomende - gevallen door het energie en waterbedrijf correct nageleefd. Zonodig kunnen belanghebbenden bij ons college beroep aantekenen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1525