aan de raad der
gemeente Breda
IZ/-
Bijlage nr. 26
(1e vervolg)
Antwoorden op door raadsleden
gestelde vragen.
VRAAG (gesteld in de raadsvergadering d.d. 19 november 1973).
Mevrouw van Nes-Brands:
tijdens de begrotingsvergadering van november 1972 werd door
de raad met algemene stemmen een motie aangenomen waarin het
standpunt ten aanzien van de weg Breda-Baarle Nassau werd
verwoord, een weg die is opgenomen in het wegenschema van
de provincie Noord-Brabant. De motie had vooral betrekking op
de aanleg van het gedeelte Breda-Ulvenhoutde zogenaamde zuide
lijke invalsweg voor Breda. De raad heeft bij die gelegenheid
duidelijk uitgesproken dat er geen behoefte bestaat aan een
derde zuidelijke invalsweg voor Breda en dat een definitief
standpunt over de verkeersgeleiding tussen Breda en Ulvenhout
pas zal kunnen worden ingenomen nadat de keuze voor het zuide
lijk deel van het tracé - dus tussen Ulvenhout en Baarle Nassau
zou zijn bepaald.
Nu blijkt in het uitvoeringsschema 1974 van het provinciaal
wegenplan de bedoelde invalswegen van Breda-Zuid naar Ulven
hout te zijn opgenomen onder categorie A die dg zeer urgente
werken omvat, terwijl het zuidelijk deel is verschoven naar
categorie D en dus blijkbaar minder urgent wordt geacht. Hoewel
ik mag aannemen dat voornoemde motie ook ter kennis van de
provinciale overheid is gebracht, dreigt nu toch de weg Breda-
Ulvenhout door het Markdal te worden aangelegd. Tijdens de
actie van de verzamelde werkgroepen zijn zeer veel bezwaren
geopperd die destijds uitvoerig zijn weergegeven. Ofschoon
van een formele inspraakprocedure van de zijde van de pro
vincie geen sprake is geweest, acht ik de informele inspraak
en de uitspraak van de raad van Breda van groot belang zodat
de provincie daaraan meer aandacht zal moeten besteden dan nu