bijl. nr. 411
-2-
Deze zouden in hoogstens vijf jaar moeten worden afgeboekt,
zeker naar het oordeel van de accountant, die zich daarbij
beroept op algemeen geldende opvattingen.
Voor ons college blijft het probleem, dat een dergelijke
operatie in het kader van het algemeen financiële beleid
tot een voorkeursbehandeling boven andere prioriteiten
zou leiden. Om dit te voorkomen dient de operatie zodanig
te worden uitgevoerd, dat de exploitatie van het energie-
en waterbedrijf daartoe de middelen oplevert zonder de
berekende winstcapaciteit aan te tasten.
Op zeer korte termijn zijn er in dit opzicht weinig reële
vooruitzichten. De accountant kan daar wei begrip voor op
brengen en kan zich zeer wel verenigen met een amortisatie
van de te hoge boekwaarden, niet eerder ingaande dan het
boekjaar 1976Onzerzijds is daarbij aanvankelijk gedacht
aan een termijn van 15 jaar, doch de accountant acht 10
jaar een uiterste termijn.
Verdere uitbreiding leidt zijns inziens tot willekeur.
Wij kunnen ons in d eze overwegingen wel vinden; in ieder
geval zal de exploitatie van het energie- en waterbedrijf
dan na 10 jaar niet langer zijn belast met de kapitaal-
lasten van immateriële activa.
Wat betekent een en ander voor de exploitatie van het ener
gie- en waterbedrijf in de jaren 1976 t/m 1985?
Het te amortiseren bedrag is per 31/12/1973 groot 8.625.000,
voor een evenwichtig effect op de exploitatie ware het amor
tisatieplan te baseren op een annuïteit.
Eij aanname van 8 rente (vooralsnog is gehanteerd de
te verwachten omslagrente 1976) wordt het bedrag van de
annuïteit (0,14902949) rond 1.285.000,-.
De exploitatie van het energie- en waterhedii jf wordt
geacht tenminste op te brengen de rente van genoemde
8.625.000,—