bijl. nr. 44
Materieel bezien betekent echter het zonder meor realiseren van deze wijziging
nogal het een en ander:
a. bij wijzo van inhaalaktie moeten voor één koer twee voorschotkwitantieo in
dezelfde maand worden gepresenteerd en betaald nl. in april 1974: op baois
van de huidige regeling, nl. tussen 10 on 14 april 1974 voor de maand april,
en rond 20 npril voor de 1e voorschotperiode 1974/1975.
Voor veol afnemers zal ciit in financieel opzicht bezwaarlijk zijn. Daarom
is hot gewenst do omschakeling naar de niauwo peildatum door een soepele
overgangsregeling op te vangen (zie punt 4);
O'
b. de moteropnoraing,welke thans goochicdt in do maand april,zal voortaan dionon
plaats te vinden in het tijdvak 15 maart tot 15 april; op zichzelf stelt dat
uiteraard weinig voor, doch dit betekent wol dat het verbruiksjaar 1973/1974
gemiddeld mot een halve maand wordt ingekort en het verbruiksjaar 1974/1975
lgen3 gemiddeld met een maand wordt verlengd, hetgeen eveneens net een overgang3-
000,— regeling opgevangen zal moeten worden, om do aansluiting van de eindafreke
ning van het verbruiksjaar 1974/1975 met de betaalde voorschotten te hand
haven (zie punt 4).
4. Om beide problemen het hoofd te kunnen bieden stellen wij Uw raad een overgangs
regeling voor welke uit de navolgende maatregelen bestaat (visueel gemaakt op
bijlage III onder c.):
hot verbruiksjaar 1973/1974 eindigt per 30 maart 1974; dit verbruiksjaar telt
dan 11 maanden en houdt in dat het verbruik over 11 maanden wordt opgenomen.
Op het verbruiksbedrag worden do dan geheven 11 maandelijkse voorschotten 3973/
1974 in mindering gebracht. Ket verschil in betaalde voorschotten en af te re
kenen bedrag wordt op de gebruikelijke wijzo verrokend. Ket 12e voorschot,
dat tussen 10 en 14 april 1974 zou worden aangeboden, vervalt.
si
te
ii
Hiermede wordt voorkomen dat 2 voorschotkwitanties in één maand door do afne
mers mooton worden betaald waarmee het bezwaar ad 3a iB omzoild.